ALBERT

Beschreibung: Following the paper by Fraser-Smith et al. (1990), many scientists have focused their research on the ULF geomagnetic field pulsations in the hope of finding possible anomalous signals caused by the seismic activity. Thereafter, many papers have reported ULF geomagnetic field polarization ratio increases which have been claimed to be related to the occurrence of moderate and strong earthquakes. Even if there is no firm evidence of correlation between the polarization ratio increase and seismic events, these publications maintain that these ‘‘anomalous’’ increases are without doubt precursors of pending earthquakes. Furthermore, several researchers suggest that these seismogenic signals may be considered a promising approach towards the possibility of developing short-term earthquake prediction capabilities based on electromagnetic precursory signatures. On the contrary, a part of the scientific community emphasizes the lack of validation of claimed seismogenic anomalies and doubt their association with the seismic activity. Since earthquake prediction is a very important topic of social importance, the authenticity of earthquake precursors needs to be carefully checked. The aim of this paper is to investigate the reliability of the ULF magnetic polarization ratio changes as an earthquakes’ precursor. Several polarization ratio increases of the geomagnetic field, which previous researchers have claimed to have a seismogenic origin, are put into question by a qualitative investigation. The analysis takes into account both the temporal evolution of the geomagnetic field polarization ratio reported in previous papers, and the global geomagnetic activity behaviour. Running averages of the geomagnetic index Kp are plotted onto the original figures from previous publications. Moreover, further quantitative analyses are also reported. Here, nine cases are investigated which include 17 earthquakes. In seven cases it is shown that the suggested association between the geomagnetic field polarization ratio increases and the earthquake preparation process seems to be rather doubtful. More precisely, the claimed seismogenic polarization ratio increases are actually closely related to decreases in the geomagnetic activity level. Furthermore, the last two investigated cases seem to be doubtful as well, although a close correspondence between polarization ratio and geomagnetic activity cannot be unambiguously demonstrated.

Beschreibung: Published

Beschreibung: 19-32

Beschreibung: 2.6. TTC - Laboratorio di gravimetria, magnetismo ed elettromagnetismo in aree attive

Beschreibung: JCR Journal

Beschreibung: restricted

Beschreibung: Prattes et al. (2011) report ULF magnetic anomalous signals claiming them to be possibly precursor of the 6 April 2009 MW6.3 L’Aquila earthquake. This comment casts doubts on the possibility that the observed magnetic signatures could have a seismogenic origin by showing that these pre-earthquake signals are actually part of normal global geomagnetic activity.

Beschreibung: Published

Beschreibung: 1717–1719

Beschreibung: 2.6. TTC - Laboratorio di gravimetria, magnetismo ed elettromagnetismo in aree attive

Beschreibung: JCR Journal

Beschreibung: open

Beschreibung: n/a

Beschreibung: Published

Beschreibung: 125-127

Beschreibung: 3.3. Geodinamica e struttura dell'interno della Terra

Beschreibung: restricted

Beschreibung: Tweestaarten Diplura behoren met de springstaarten Collembola en beentasters Protura tot de Entognatha. Dat zijn kleine ongevleugelde bodemdieren met zes poten, die zich onderscheiden van de insecten door hun verzonken monddelen. Tot nu toe waren twee soorten voor Nederland gemeld, maar voor België 13. Tijdens een onderzoek naar in mierennesten levende organismen werden twee soorten gevonden die nog niet uit Nederland bekend waren. Verder onderzoek zal zeker nog meer nieuwe tweestaarten kunnen opleveren.

Beschreibung: Larven van kriebelmuggen komen uitsluitend voor in stromend water, waar ze met hun waaiervormige monddelen deeltjes filteren uit het voorbij stromende water. Het zijn goede indicatoren voor zuurstofrijk water. Tot nu toe was niet duidelijk welke soorten precies voorkomen in Nederland en België en de determinatie van kriebelmuggen wordt vaak als lastig beschouwd. Om dit te verhelpen, presenteren we hier determinatietabellen voor alle in Nederland en België voorkomende soorten, zowel voor larven van het laatste stadium als voor poppen.

Beschreibung: De catalogus van de Nederlandse kevers uit 2010 geeft het meest recente overzicht van de Nederlandse kevers. Er staan 372 soorten loopkevers op deze lijst. Per soort wordt een overzicht gegeven van de provincies waaruit waarnemingen bekend zijn. Voor elk zogenaamd provincierecord is een collectie-exemplaar aangeduid als bewijsexemplaar. Sinds 2010 is er veel nieuwe informatie over loopkevers bekend geworden. In dit artikel worden de wijzigingen in de lijst toegelicht.

Beschreibung: Hoe een leek op het gebied van wespen en bijen toch een leuke vondst kan doen. Op zonnige dagen gaat de auteur regelmatig op ‘tuinsafari’. Een tuin waarin rekening wordt gehouden met vogels en insecten, door keuze van beplanting en het ophangen van insectenhotels. De inspanningen leverden op 23 juli 2014 een opvallende wesp op. In een bijna automatische reactie werden snel foto’s gemaakt, in de hoop ze later te kunnen determineren. De wesp vloog daarna weg en werd niet meer gezien. Na determinatie blijkt het reuzenertswesp Leucospis dorsigera te zijn, een nieuwe soort bronswesp voor Nederland.

Beschreibung: De gewone citroenzweefvlieg Xanthogramma pedissequum is een eenvoudig te herkennen zweefvlieg. Tenminste, dat dachten we tot voor kort. Nu blijkt dat de bijna identieke X. dives en X. stackelbergi ook in Nederland rondvliegen. Gelukkig zijn er enkele kenmerken waarmee deze drie soorten citroenzweefvlieg in het veld redelijk herkenbaar blijken. In dit artikel bespreken we deze kenmerken en geven we informatie over verspreiding en vliegtijden van de drie soorten.

Beschreibung: Wespblaaskoppen Leopoldius worden ondanks hun opvallende uiterlijk maar weinig waargenomen. De soorten zijn lastig van elkaar te onderscheiden en bovendien werden tot voor kort variabele kenmerken gebruikt, wat tot veel verwarring heeft geleid. Nu blijkt dat alleen vrouwtjes met zekerheid te herkennen zijn aan de vorm van het klampje. Dit is een lepelvormig uitsteeksel onder het vijfde achterlijfsegment. Het wordt gebruikt bij het afzetten van eieren op een gastheer. Waarschijnlijk zijn limonadewespen de belangrijkste gastheer van Leopoldius. In dit artikel wordt een nieuwe soort voor België en een nieuwe soort voor Luxemburg gemeld. Daarnaast wordt een overzicht geboden van waarnemingen in Nederland, België en Luxemburg en een sleutel tot de Noordwest-Europese soorten.

Beschreibung: Ondanks de fors toegenomen aandacht voor watermacrofauna sinds begin jaren 1980 is de schietmot Molanna albicans maar sporadisch aangetroffen. In dit artikel wordt de eerste larvenvondst van M. albicans buiten Drenthe beschreven. Samen met de vindplaatsen in Drenthe is de soort nu van vijf vennen in Nederland bekend. Aanvullend worden de determinatiekenmerken aan de hand van foto’s geïllustreerd.

Beschreibung: Caddisflies are a species rich insect order. The adults are moth-like, but their wings bear hairs instead of scales. The larvae are aquatic and live in self-constructed cases, made of plant material, sand or debris. The species are used as indicators of water quality, but much is still not known about their biology and ecology. In this paper the preferred substrates and phenology of the larvae of 13 species are described, using the data of a survey of two lowland streams in the east of the Netherlands.

Beschreibung: Slakkendodende vliegen danken hun naam aan hun roofzuchtige, parasitaire larven, die het op slakken gemunt hebben. Uit België en Nederland zijn circa 60 soorten uit deze familie bekend, maar er zijn er zeker meer te ontdekken. Dit artikel meldt een nieuwe soort voor de Nederlandse fauna uit het genus Psacadina, dat in beide landen drie soorten telt. De herkenning en het voorkomen van de drie soorten wordt uitgebreid besproken.

Beschreibung: Zwarte vliegen behoren tot de muggen, maar door hun korte antennen doen ze oppervlakkig aan vliegen denken. De mannetjes zien er met hun grote kop en grote ogen heel anders uit dan de vrouwtjes, die een kleine kop met kleine ogen hebben. In het voorjaar vormen sommige soorten opvallend grote zwermen op windluwe plekken. Aan de 17 soorten die reeds uit Nederland bekend waren, kan er nu één worden toegevoegd: Bibio venosus.

Beschreibung: Astrobunus laevipes is een hooiwagen die via het Rijnbekken recentelijk ons land is binnengekomen. Er waren al vondsten langs de Waal en Nederrijn in Gelderland en het meest oostelijke puntje van de provincie Utrecht. Door gerichte inventarisaties kunnen wij de hooiwagen nu nieuw voor de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant melden. Daarnaast is er van A. laevipes nu ook een waarneming langs de IJssel en enkele westelijker in de provincie Utrecht. Allerlei rivierbegeleidende biotopen langs (uitlopers van) de Nederrijn en Waal worden al door deze opmerkelijke hooiwagen bevolkt, maar de noordelijke uitbreiding via de IJsselvallei lijkt veel trager te verlopen. De Maas lijkt nog niet bereikt.

Beschreibung: The relative sensitivities of 309 common invertebrate species in Dutch marine waters are presented for environmental and anthropogenic pressures like organic enrichment, sedimentation and fisheries. The species were furthermore appointed to trophic groups like suspension and deposit feeders. The Dutch Ministry of Infrastructure and the Environment uses these data when calculating the Benthic Ecosystem Quality Index 2 and the Infaunal Trophic Index. These metrics aid in the mandatory monitoring of ecological quality for example for the European Water Framework Directive. The common Dutch species were selected based on their abundance according to, 1. the mwtl dataset including results of on-going monitoring programs issued by the Ministry, 2. the monitoring by volunteer scuba-divers for the anemoon Foundation and 3. the monitoring of fouling plates for the project setl.

Beschreibung: Onze fauna verandert en de mariene fauna is daarop geen uitzondering. Zuidelijke soorten koloniseren onze kustwateren en exotische soorten worden door de mens aangevoerd. Voor sommige soorten is niet duidelijk waarom ze hier opduiken. De sterk veranderende kustbiotopen spelen ongetwijfeld eveneens een rol. Een niet-aflatende stroom onverwachte soorten, soms zelfs behorend tot nieuwe genera en zelfs families maken faunistisch onderzoek in de kustwateren verrassend en boeiend. In het kader van een inventarisatie van kreeftachtigen in het Deltagebied werden in de Oosterschelde bij Zierikzee verscheidene kleine monsters genomen van diverse substraten. De monsters van roodwieren bevatten een aantal opmerkelijke soorten. Dit artikel behandelt Uromunna spec., een zeepissebeddensoort van een familie die in ons land nog niet was aangetroffen.

Beschreibung: This paper describes the discovery of a settled juvenile specimen of the stomatopod Platysquilla eusebia on the Dutch part of the Dogger Bank in the central North Sea. This is the northernmost record in Europe. The species is native to the Mediterranean and to the Atlantic coast from Portugal up to France. Further investigations have to show if the species already forms populations this far north. As the planktonic stages of P. eusebia have already been recorded in prior years, the establishment of the species should not be a problem, providing the circumstances are favourable.

Beschreibung: Met enige regelmaat duiken nieuwe springstaartsoorten op in ons land. Het vinden van een nieuwe soort is soms op toeval gebaseerd. Op een foto van een sprinkhaan was naast de linker voorpoot een klein, donker vlekje te zien. Uitvergroot bleek het om een klein springstaartje te gaan. Het zwart-wit gestreepte patroon liet geen ruimte voor twijfel over de determinatie: Fasciosminthurus quinquefasciatus, een nieuwe springstaart voor de Nederlandse fauna. In dit artikel wordt het genus en de soort voorgesteld, beschrijven we de habitat en geven we informatie over de verspreiding in de rest van Europa.

Beschreibung: De roodbruine heiderouwzwever Exoprosopa capucina is een fraaie en karakteristieke koffiebruine verschijning op de Nederlandse heideterreinen. Zoals veel wolzwevers is deze te herkennen aan de vleugeltekening en de kleur van de lichaamsbeharing. Echter naarmate de dieren ouder worden verliezen ze deze beharing en wordt de determinatie lastiger. Vermoedelijk heeft het verfomfaaide uiterlijk van een vrouwtje Exoprosopa cleomene er voor gezorgd dat deze ruim 50 jaar onopgemerkt tussen de exemplaren van E. capucina heeft gestaan.

Beschreibung: In de afgelopen jaren werd op verschillende plekken in Nederland een houtzwamkever gevonden die tot nu toe niet officieel gemeld werd: Sulcacis bidentulus. Deze soort valt binnen de zeer eenvormige familie Ciidae op door de kleur van de dekschilden, die duidelijk iets lichter bruin zijn dan de rest van het lichaam. De soort zou zich ontwikkelen in de bleke borstelkurkzwam, die voornamelijk op populieren groeit. Oudere vondsten ontbreken en de ontdekking van deze soort op meerdere locaties duidt op een recente vestiging in ons land. Dit sluit aan bij de geconstateerde uitbreiding in Midden-Europa.

Beschreibung: La Rete Sismica Mobile (RSM) in dotazione al Centro Nazionale Terremoti (CNT) è da anni impiegata nell’attività di monitoraggio in occasione di emergenze sismiche e vulcaniche ma soprattutto in numerosi progetti scientifici con particolare riguardo allo studio di dettaglio di specifiche aree e/o strutture sismotettoniche. In numerose occasioni gli esperimenti di acquisizione di nuovi dati sismici e le emergenze sismiche o vulcaniche degli ultimi anni hanno visto una collaborazione con altre unità di reti mobili sia interne all’INGV (la Sezione di Catania, la Sezione di Milano-Pavia e l’Osservatorio Vesuviano di Napoli) che esterne (ad esempio il Centro Ricerche Sismologiche di Udine). All’inizio del 2009 Jesús M. Ibáñez Direttore dell’Instituto Andaluz de Geofísica Universidad di Granada ha proposto alla RSM del CNT di partecipare all’esperimento di sismica passiva da realizzare al Teide, complesso vulcanico nell’isola di Tenerife, nell’ambito del Progetto di ricerca finanziato “High resolution imagin of seismogenetic volumes in active volcanoes, Tenerife and Deception Islands, and its significance for volcanic hazard assestment” (HISS). L’esperimento, iniziato il 10 novembre 2009 proprio con l’installazione di una delle 6 stazioni messe a disposizione dalla RSM del CNT, avrà la durata di circa un anno. In questo rapporto tecnico viene descritta la campagna di installazione della RSM del CNT.

Beschreibung: Istituto Nazionale di Geofisica e Vulcanologia

Beschreibung: Published

Beschreibung: open

Beschreibung: Hirano and Hattori (2011), hereafter cited as H&H, report the observation of anomalous increases in the ULF geomagnetic field spectral density ratio which the authors claim to be possible precursors of the 2008 Iwate–Miyagi Nairiku earthquake. Here the results of H&H are reviewed taking into account the global geomagnetic activity level by means ofPKp index. This paper cast serious doubts on the seismogenic origin of the magnetic signatures documented by H&H showing that the anomalous signals are normal ULF magnetic variations induced by solar–terrestrial interaction. In summary, H&H’s claims that magnetic field disturbances about a month before the Mw 6.9 Iwate–Miyagi Nairiku earthquake on June 13, 2008 are precursors to the earthquake are unlikely to be correct.

Beschreibung: Published

Beschreibung: 258-262

Beschreibung: 2.6. TTC - Laboratorio di gravimetria, magnetismo ed elettromagnetismo in aree attive

Beschreibung: JCR Journal

Beschreibung: restricted

Beschreibung: Ida et al. (2005) document significant changes in the multi-fractal parameters of the ULF geomagnetic field H component starting about one month before the 1993 Guam earthquake. According to the authors, these multi-fractal signatures can be considered as precursory signals of the Guam earthquake. As a consequence, they conclude that the multifractal analysis may have an important role in the development of short-term earthquake prediction capabilities. Since this and other similar reports have motivated the idea that earthquake prediction based on electromagnetic precursory signals may one day become a routine technique, the presumed precursors need to be validated through independent datasets. In this review the seismogenic origin of the multifractal magnetic signatures documented by Ida et al. (2005) before the 8 August 1993 Guam earthquake is seriously put into question. By means of the geomagnetic ΣKp index, it is demonstrated that these multi-fractal parameter changes are normal signals induced by the variation of the global geomagnetic activity level.

Beschreibung: Published

Beschreibung: 187-191

Beschreibung: 2.6. TTC - Laboratorio di gravimetria, magnetismo ed elettromagnetismo in aree attive

Beschreibung: JCR Journal

Beschreibung: open

Beschreibung: This paper reports the analyses of ULF (Ultra-Low-Frequency) geomagnetic field observations coming from the Geomagnetic Observatory of L'Aquila during the period 2008–2009. This period includes the L'Aquila 2009 seismic sequence, where the main shock of 6 April heavily damaged the medieval centre of the town and its surrounding area, causing 308 deaths, more than 1000 injuries and about 60,000 displaced people. Recently, several publications have documented the observation of precursory signals which occurred before the 6 April earthquake (e.g. Eftaxias et al., 2009, 2010), while others do not find any pre-earthquake anomaly (e.g. Villante et al., 2010; Di Lorenzo et al., 2011). In light of this, the goal of this study is to carry out further retrospective investigations. ULF magnetic field data are investigated by means of conventional analyses of magnetic polarization ratio, improved magnetic polarization ratio, and fractal analysis. In addition, total geomagnetic field data coming from the INGV Central Italy tectonomagnetic network have also been investigated, using the simple inter-station differentiation method. Within the limits of these methods, no magnetic anomalous signal which may be reasonably characterized as a precursor of the L'Aquila earthquakes has been found.

Beschreibung: Published

Beschreibung: 310–317

Beschreibung: 2.6. TTC - Laboratorio di gravimetria, magnetismo ed elettromagnetismo in aree attive

Beschreibung: JCR Journal

Beschreibung: restricted

Beschreibung: USEMS and GLASS are two projects financed by the European Research Council (ERC) as part of the ERC starting grants scheme within the FP7 framework. The rationale behind the funding scheme is to support some of the most promising scientific endeavours in Europe that are being led by young researchers, and to emphasize the excellence of individual ideas rather than specific research areas; in other words, to promote bottom-up frontier research. The general benefits of this rationale are evident in the two ongoing projects that deal with earthquake physics, as these projects are increasingly recognized in their scientific community. We can say that putting excellence at the heart of European Research strongly contributes to the construction of a European knowledge-based society. From a researcher point-of-view one of the most challenging aspects of these projects is to approach and convey the results of the projects to a general public, contributing actually to the construction of knowledge-based society. Luckily, media interest and the availability of a number of new communication tools facilitate the outreach of scientific achievements. The largest earthquakes during the last ten years (e.g. Sumatra 2004 and Japan 2011) have received widespread attention in the media world (TV, W.W.W., Newspaper and so on) for months, and successful research projects such as those above also become media protagonists, gaining their space in the media bullring. The USEMS principal investigator and his team have participated in several dissemination events in the Mass Media, such as interviews wit Italian and French TV national broadcasts (RAI Due TG2, RAI Uno Unomattina, Rai Tre Geo & Geo, FRANCE 2); interviews in scientific journals: SCIENCE (Sept. 2010), newspapers and web (Corriere della Sera, Il Gazzettino, Il Messagero, La Stampa, Libero, Il Mattino, Yahoo, ANSA, AdnKronos and AGI); radio (RadioRai Uno, RadioRai Tre Scienza); documentary “Die Eroberung der Alpen” produced by Tangram Film (Munchen, Germany). The USEMS project started in June 2008, and the GLASS project in October 2010. For both projects we developed a number of web pages through the official web site of the host institution, the National Institute of Geophysics and Volcanology (INGV) in Rome. In these pages we describe the projects, publish pictures and short-movies of the experimental activities and keep the project results up to date. In addition the research teams collaborate within various INGV outreach schemes (school and student visits in the laboratory, writing short news reports for the INGV press office, and interviews with journalists) as well as using WWW channels (Facebook, Youtube) to make the project results available to the general public. Finally, it is notable that the ERC funding agency itself is fully involved in the outreach activities using its own communication channels and its highly skilled resources which promote through brochures, web pages, publications and documentaries the best projects. We are going to improve our effort in this direction up to the end of the projects.

Beschreibung: Unpublished

Beschreibung: San Francisco

Beschreibung: 5.9. Formazione e informazione

Beschreibung: open

Beschreibung: Starting from late May 2012, the Emilia region (Northern Italy) was severely shaken by an intense seismic sequence, originated from a ML 5.9 earthquake on May 20th, at a hypocentral depth of 6.3 km, with thrusttype focal mechanism. In the following days, the seismic rate remained high, counting 50 ML ≥ 2.0 earthquakes a day, on average. Seismicity spreads along a 30 km east–west elongated area, in the Po river alluvial plain, in the nearby of the cities Ferrara and Modena. Nine days after the first shock, another destructive thrust-type earthquake (ML 5.8) hit the area to the west, causing further damage and fatalities. Aftershocks following this second destructive event extended along the same east-westerly trend for further 20 km to the west, thus illuminating an area of about 50 km in length, on thewhole. After the first shock struck, on May 20th, a dense network of temporary seismic stations, in addition to the permanent ones, was deployed in the meizoseismal area, leading to a sensible improvement of the earthquake monitoring capability there. A combined dataset, including threecomponent seismic waveforms recorded by both permanent and temporary stations, has been analyzed in order to obtain an appropriate 1-D velocity model for earthquake location in the study area. Here we describe the main seismological characteristics of this seismic sequence and, relying on refined earthquakes location, we make inferences on the geometry of the thrust system responsible for the two strongest shocks.

Beschreibung: Published

Beschreibung: 44-55

Beschreibung: 2T. Tettonica attiva

Beschreibung: JCR Journal

Beschreibung: open

Beschreibung: De familie der sluipvliegen is één der soortenrijkste vliegenfamilies in ons land. De larven ontwikkelen zich inwendig in ongewervelden, veelal vlinderrupsen. De familie is in ons land relatief goed bestudeerd. In dit artikel wordt wederom een soort voor het eerst uit ons land vermeld. Hiermee komt het totaal aantal soorten dat in Nederland ooit vastgesteld is op 334.

Beschreibung: Mariene borstelwormen vormen een ecologisch belangrijke, soortenrijke groep. Van diverse families is niet veel bekend over het voorkomen in Nederland en de bamboewormen (familie Maldanidae) behoren tot de slechtst bekende groepen. Bamboewormen danken hun naam aan de lange en aan het uiteinde verdikte segmenten. In dit artikel wordt een nieuwe bamboeworm voor Nederland besproken en een opsomming gegeven van de nu bekende inheemse soorten.

Beschreibung: Slakkendodende vliegen zijn nog relatief slecht onderzocht in ons land, zeker de kleine soorten. De vertegenwoordigers van het genus Anticheta zijn kleine vliegjes, waarvan slechts twee soorten uit ons land bekend waren. Uitgebreider onderzoek, zowel in collecties als in het veld, heeft twee nieuwe soorten voor de fauna aan het licht gebracht: Anticheta nigra en A. obliviosa. Van de eerste soort waren wereldwijd slechts acht exemplaren bekend.

Beschreibung: Zelfs in een goed onderzochte insectengroep als de zweefvliegen zijn nog altijd nieuwe soorten voor de Nederlandse fauna te ontdekken. Ook in 2014 was het weer raak, dit keer in het fraaie natuurgebied rond de Drentsche Aa. Het lijkt niet toevallig dat deze aanvulling op de Nederlandse fauna juist hier werd gevonden. Deze vindplaats vult ecologische informatie uit het buitenland aan, waardoor langzamerhand een beeld begint te ontstaan van de levenswijze van deze zeldzame zweefvlieg, waarover tot voor kort weinig bekend was.

Beschreibung: De doornkaakzandbij ziet er in het voorjaar een beetje anders uit dan in de zomer. Daarom worden de voorjaarsdieren door sommigen tot een andere soort beschouwd dan de zomerdieren. Uit Nederland zijn slechts drie exemplaren bekend: twee uit het voorjaar en één uit de zomer. Toevallig komen alle exemplaren uit hetzelfde gebied. Of is dit geen toeval?

Beschreibung: De boomkrekel is een slanke geelbruine krekel, die vooral opvalt door zijn melodieuze zang. Vroeger moest je naar Frankrijk om dit geluid te horen, maar tegenwoordig heerst ook in het rivierengebied bij Nijmegen een mediterrane sfeer. De boomkrekel is in 2004 voor het eerst langs de Waal gevonden en heeft zich daarna uitgebreid. In 2010 en 2011 heeft de Flora- en faunawerkgroep Gelderse Poort met vele vrijwilligers onderzoek gedaan naar de precieze verspreiding. In totaal werd de boomkrekel in 57 kilometerhokken gevonden en de verwachting is dat de soort zich de komende jaren verder zal uitbreiden.

Beschreibung: Hongerwespen behoren tot de grote groep van de sluipwespen. Het zijn slanke wespjes die typisch met hangende pootjes vliegen, waarbij de verbrede achterschenen opvallen. Ze parasiteren bijen en mogelijk ook bepaalde angeldragende wespen en worden daarom vaak bij bijenhotels waargenomen. In het kader van dit artikel zijn de meldingen van Nederlandse hongerwespen kritisch beschouwd. In totaal zijn nu negen soorten uit ons land bekend, waarvan er hier maar liefst zes voor het eerst worden gemeld.

Beschreibung: As most of the sea bottom in the Dutch part of the North Sea consists of sand, marine fauna that live in association with hard substrates are rarely monitored. We report here on the results of a species inventory in June 2011 done by scuba-diving while focusing on a wreck on the Dogger Bank and on rocky bottoms on the Cleaver Bank. This resulted in various new records of species for the Dutch part of the North Sea. This result appeared for a large part linked to the added value of monitoring with scuba-divers. It is therefore concluded that scuba-divers should be used in addition to the more traditional monitoring methods in which dredges and grabs are used, if one aims at getting an accurate view of the biodiversity present in marine regions like the North Sea.

Beschreibung: Five years after the commissioning of the offshore wind farm Egmond aan Zee, the monopiles and the rocks of the scour protection layers were covered by a wide variety of marine organisms. This paper describes the results of qualitative and quantitative assessments carried out in 2008 and 2011. The assessments were based on video footage, pictures and samples collected by divers at three different wind turbines. The ecological relevance of identified taxa is also discussed.

Beschreibung: De gouden kegelbij Coelioxys aurolimbata is uit ons land recent alleen bekend uit de zuidelijke helft van Limburg. Vóór 1960 kwam deze parasiet van de lathyrusbij Chalicodoma ericetorum ook in het rivierengebied voor. In juli van dit jaar werd de gouden kegelbij gevangen in Duiven. Mogelijk is dit de voorbode van een herovering van het rivierengebied door deze bedreigde soort.

Beschreibung: During an expedition with scuba-divers to the Dutch part of the Brown Ridge in the central North Sea in June 2013, two colonies of the jewel anemone Corynactis viridis were found on the wreck Anna Graebe. With the jewel anemone both a new species and a new animal order, the Corallimorpharia, are added to the autochthonous fauna of the Netherlands. This species typically occurs in the Mediterranean and along the Atlantic coast from Portugal and the west British Isles up to Shetland. As other records of settled colonies of C. viridis in the North Sea were recently reported from Belgian, German and English waters, it is concluded that the jewel anemone, which used to be known as an occasional visitor, should now be considered autochthonous in the North Sea.

Beschreibung: Elfjes behoren tot de vroegste zweefvliegen die in het voorjaar uit de pop kruipen. Rond bloeiende wilgen wemelt het vaak van wilgenelfjes Melangyna lasiophthalma, waardoor het zoeken naar de zeldzamere soorten soms lastig is. Toch zijn de meeste soorten relatief makkelijk van elkaar te onderscheiden. Met de vondst van het Sachalinelfje M. pavlovskyi wordt het echter weer iets lastiger.

Beschreibung: Steltmuggen lijken op langpootmuggen en zijn daar nauw aan verwant. Veel soorten zijn groot en karakteristiek gekleurd, maar toch zijn ze in Nederland nog weinig bestudeerd. Dit artikel bewijst dat er nog veel te ontdekken valt: in één jaar tijd zijn drie soorten gevonden die nog niet uit ons land bekend waren: Atypophthalmus inustus, Molophilus niger en Arctoconopa melampodia. Hiermee komt het totaal aantal soorten voor Nederland op 149. De nieuwe meldingen sluiten goed aan op het bekende verspreidingsgebied.

Beschreibung: Jalla dumosa is een in Nederland zeer zeldzame pentatomide, die in 1969 voor het laatst was waargenomen op Terschelling. Na 45 jaren zonder waarnemingen werd ze in 2014 weer in klein aantal waargenomen in de Kooiduinen op Ameland. Rupsen van onder andere de duinparelmoervlinder en de sint-jansvlinder stonden daar op het menu. In deze bijdrage wordt informatie samengevat over de vondsten in Nederland, de biologie en de verspreiding van de soort.

Beschreibung: In August 2014 the exotic jellyfish Blackfordia virginica was captured in the harbour of Amsterdam. This is the first confirmed record of this species in the Netherlands, although in October 2013 a possible specimen was filmed and released. This indicates that the species might be established in the Amsterdam area, although repeated introduction with ballast water cannot be ruled out. In September 2014 hydrozoan polyp colonies closely resembling those of B. virginica were collected near IJmuiden in the Noordzeekanaal, a canal connecting Amsterdam with the North Sea at IJmuiden.

Beschreibung: Wie een steen of boomstronk omkeert en voor het eerst een Trogulus opmerkt, zal dit bizarre beest niet direct associëren met een hooiwagen. Met de korte, stevige poten, het afgeplatte achterlijf dat overdekt is met strooisel en zand, en een trage manier van voortbewegen is het een ongewone verschijning. De soorten van dit geslacht zijn bodembewoners die zich voornamelijk voeden met kleine huisjesslakken. Uit ons land waren tot nu toe twee soorten bekend. De identiteit van een van die twee was lang onzeker, maar door nieuwe inzichten is nu duidelijk om welke soort het werkelijk gaat. In Nederland blijkt bovendien nog een derde soort voor te komen, die hier voor het eerst gemeld wordt.

Beschreibung: In de bodem van de Noordzee leeft een bijzondere groep van kreeften. Zij brengen hun leven door in een ondergronds gangenstelsel: de molkreeften. Het zijn algemene bewoners van het Friese Front, de Oestergronden en de Klaverbank. In, op en bij deze kreeften leven verschillende andere diersoorten: parasitaire pissebedden, een mosdiertje en twee soorten tweekleppigen. Deze bijdrage gaat in op de ecologie van de molkreeften en hun symbionten.

Beschreibung: Bryozoa or moss animals constitute a conspicuous and species-rich component of hardsubstrate benthic communities in marine and estuarine habitats. To gain insight into the biodiversity of these habitats, knowledge of bryozoan species is indispensable. Since the last comprehensive publication on Dutch species in 2004 much new information has become available. Particularly from the Dutch part of the Continental Flat of the North Sea, the largest natural area of the Netherlands, many new records have been collected. Other reasons to present an updated review are changes in nomenclature, the arrival of some exotic species and identification issues.

Beschreibung: Heleomyzidae zijn kleine tot middelgrote vliegen. Ze krijgen niet veel aandacht, omdat de meeste soorten een nogal verborgen leven leiden en bovendien niet opvallend gekleurd of getekend zijn. De Nederlandse familienaam, afvalvliegen, is voor de meeste soorten niet echt passend, maar veel soorten van de subfamilie Heteromyzinae, waartoe Tephrochlaena oraria behoort, worden dan wel weer vaker rond afval aangetroffen. Tephrochlaena oraria is echter in meerdere opzichten een buitenbeentje. Met deze soort komt de lijst van Nederlandse Heleomyzidae op 49.

Beschreibung: Cucujus cinnaberinus is een recent voor Nederland ontdekte soort. De kever staat op de Habitatrichtlijn, wat onder meer betekent dat hij beschermd is en dat de populatie gemonitord dient te worden. Inventarisatie en monitoring gebeurt in het algemeen door het weghalen van schors van recent gestorven bomen. Hierdoor wordt het leefgebied van de kever echter flink aangetast. Wij voerden een klein onderzoek uit naar de mogelijkheden om C. cinnaberinus te vangen in azijnzuurvallen, zodat de habitat intact gelaten kan worden en de soort toch geïnventariseerd kan worden. Tijdens het voorjaar van 2013 werden vier vallen opgehangen op een locatie waar zich een populatie van deze soort bevindt. Er werden slechts twee individuen verzameld; de vangmethode lijkt dus niet bijzonder geschikt.

Beschreibung: The tanaid Zeuxo holdichi, described in 1990 from Arcachon Bay in southwest France, has since then been recorded from west Portugal to northern Brittany and southwest England. The species is recorded here from the Netherlands, a further northward expansion of the range. It is hypothesised that Z. holdichi may be non-native to Europe.

Beschreibung: This paper reports on observations made during wreck dive expeditions in 2010-2012, in order to investigate the ecological relevance of shipwrecks on the Dutch Continental Shelf (dcs). Shipwrecks are biodiversity hotspots. The number of species recorded on shipwrecks is similar to the number of species found in soft bottoms of the entire dcs. The soft substrates, however, represent a vastly larger habitat on the dcs than the shipwrecks. Amongst many other taxa, juvenile and large Atlantic cod, linear skeleton shrimp, goldsinny wrasses and leopard spotted gobies were found in the shipwreck habitats. The presence of these important species and their absence from many other habitats, illustrate that shipwrecks function as key habitats, nurseries, and refugia that are rare or absent anywhere else in the Netherlands.

Beschreibung: Wolzwevers zijn vliegen waarvan de larven parasitair leven bij andere insecten. Wolzwevers van het genus Villa veroorzaken vaak determinatieproblemen. Deze problemen lijken verleden tijd met recent gepubliceerde taxonomische inzichten. Eindelijk konden nu ook de Nederlandse exemplaren van dit genus op naam gebracht worden. Deze bleken te behoren tot vier soorten, waarvan er twee vermoedelijk reeds zijn verdwenen.

Beschreibung: Sluipwespen van de groep van de Polysphinctini hebben een bijzondere levenswijze. Het vrouwtje van wesp legt een eitje op het achterlijf van een spin. Wanneer het eitje is uitgekomen brengt de larve haar hele leven op het achterlijf van de spin door. Ze maakt kleine wondjes in de huid en voedt zich met lichaamsvloeistof van de spin. Na verloop van tijd ontwikkelt de larve bulten op de rug, een teken dat ze bijna volgroeid is. Ze zuigt dan de spin leeg, de ‘grote slurp’ genaamd, en verpopt zich in het web. In dit artikel wordt de levenswijze van één van deze soorten, Acrodactyla quadrisculpta, voor het eerst beschreven en geïllustreerd.

Beschreibung: De bladwespgenera Phyllocolpa, Tubpontania, Pontania en Euura hebben gemeenschappelijk dat ze gallen vormen op wilg. Recentelijk is er veel vernieuwend taxonomisch werk verricht aan deze groepen. In dit artikel wordt de Nederlandse situatie samengevat. Uit oudere literatuur waren 18 soorten bekend en in het recent gepubliceerde gallenboek worden nog eens 11 soorten voor het eerst voor ons land vermeld. In dit artikel worden nog acht soorten aan de lijst toegevoegd en twee soorten worden van de lijst afgevoerd. In totaal zijn nu 35 soorten galvormende bladwespen van wilg uit Nederland bekend.

Beschreibung: Roofvliegen zijn met 40 Nederlandse soorten een vrij kleine groep, die behoorlijk goed is onderzocht. Het gebeurt dan ook niet vaak dat er een nieuwe soort voor de Nederlandse fauna kan worden opgetekend. De meeste roofvliegen zijn grijze vliegen, zo niet de stamjagers van het genus Choerades. Dit zijn juist vrij opvallend gekleurde vliegen. Zo heeft de rode dennenstamjager Choerades gilvus een rood gekleurd achterlijf. Opmerkelijk genoeg blijkt dat in Nederland juist onder deze opvallende verschijning twee soorten schuilgaan.

Beschreibung: Onlangs werd op een braakliggend terrein in Roermond de zaadkever Bruchus brachialis verzameld. Dit is de eerste Nederlandse vondst van deze zuidelijke soort. Een reeks recente waarnemingen uit de ons omringende landen laat zien dat deze soort al enige jaren in een noordwaartse areaaluitbreiding verwikkeld is. Met deze ontdekking komt het aantal Nederlandse Bruchus-soorten op zeven.

Beschreibung: Nieuw gevormd landschap, zoals jonge duinvalleien, opgespoten polders en bedrijventerreinen in ontwikkeling vormen de habitat van gespecialiseerde soorten. Je moet tegen een stootje kunnen om in een dergelijke zandige, schaars begroeide omgeving te overleven. Vooral langdurig warme, droge perioden vormen een probleem voor vochtminnende bodemdieren. De springstaartsoorten die hier overleven zijn warmteminnend en droogteresistent, een bijzondere combinatie voor bodemdieren. Dit geldt ook voor Entomobrya unostrigata, een nieuwe aanwinst voor de fauna van Noordwest-Europa. Er is een aantal populaties van deze soort op de Tweede Maasvlakte gevonden. De dieren zaten hier onder stenen en hout op opgespoten zand.

Beschreibung: De Polychaeta vormen een groep van vrijwel uitsluitend mariene wormen, gekenmerkt door een geleed lichaam met aan de meeste leden een tamelijk groot aantal borstels. Het is een soortenrijke groep; ze spelen een belangrijke rol in de ecologie en diversiteit van vooral zachte, maar ook harde zeebodems. In vergelijking met de kreeftachtigen en weekdieren, eveneens soortenrijke groepen in dezelfde biotoop, zijn borstelwormen minder goed onderzocht. In dit artikel wordt de zeerups Fimbriosthenelais minor nieuw voor ons land gemeld. Met name op stenige en schelprijke bodems zijn nog meer nieuwe borstelwormen voor ons land te verwachten.

Beschreibung: Het kalkdoorntje is een zeldzame sprinkhanensoort, die vooral bekend is uit Zuid-Limburg en van enkele locaties in het rivierengebied. Over het voorkomen van dit kleine sprinkhaantje binnen de Gelderse Poort was lange tijd weinig bekend. Pas vanaf 2007 worden regelmatig waarnemingen gedaan. Toevallige waarnemingen op, voor de auteur, onverwachte locaties vormden de aanleiding voor een grondige inventarisatie in de jaren 2011-2013. Hieruit komt naar voren dat het kalkdoorntje een ruime verspreiding heeft binnen de Gelderse Poort en een meer diverse biotoopkeuze heeft dan voorheen bekend was.

Beschreibung: Snuitvliegen zijn rare snuiters onder de zweefvliegen. Ze hebben een verlengd gezicht en een lange tong. Hiermee kunnen ze foerageren op bloemen met diepliggende nectar, in tegenstelling tot de meeste andere zweefvliegen. Als genus zijn de vliegen makkelijk herkenbaar, maar de zeer zeldzame soorten tussen de zeer algemene gewone snuitvlieg uithalen was niet altijd even makkelijk. In dit artikel wordt de herontdekking van de rode snuitvlieg beschreven en een tabel gegeven voor de drie Noordwest-Europese soorten.

Beschreibung: De larven van Trichoptera heten kokerjuffers en leven in het water. Veel soorten bouwen een kokertje van zand, takjes of ander materiaal, vandaar de Nederlandse naam. De volwassen dieren lijken wel wat op nachtvlinders en worden schietmotten genoemd. De laatste jaren heeft het onderzoek naar deze dieren een grote vlucht genomen. Enerzijds spelen ze een rol als indicator voor de waterkwaliteit. De larven worden dan ook veel verzameld tijdens macrofaunabemonsteringen door waterschappen. Anderzijds is er een groeiende groep entomologen die schietmotten bestudeert. In dit artikel wordt Ecclisopteryx dalecarlica voorgesteld, een nieuwe soort voor Nederland.

Beschreibung: Daily topical application of the aqueous ethanolic extract of the marine sea grass, Thalassia testudinum, on mice skin exposed to UVB radiation resulted in a dose dependent recovery of the skin macroscopic alterations over a 6-day period. Maximal effect (90%) occurred at a dose of 240 μg/cm2, with no additional effects at higher doses. Bioassay-guided fractionation of the plant extract resulted in the isolation of thalassiolin B (1). Topical application of 1 (240 μg/cm2) markedly reduces skin UVB-induced damage. In addition, thalassiolin B scavenged 2,2-diphenyl-2-picrylhydrazyl radical with an EC50=100 μg/ml. These results suggest that thalassiolin B is responsible for the skin regenerating effects of the crude extract of T. testudinum

Beschreibung: Published

Beschreibung: Flavonoids, Thalassiolin B, DPPH scavenged, antioxidant activity, Skin regenerating activity, Thalassia testudinum

Beschreibung: Bioguided fractionation of Agelas cerebrum crude extract resulted in isolation of four bromopyrrole and four bromopyrrole aminoimidazole alkaloids, identified as 5-bromopyrrole-2-carboxylic acid (1), 4-bromopyrrole-2-carboxylic acid (2), 3,4-bromopyrrole-2-carboxylic acid (3), 4,5-bromopyrrole-2-carboxylic acid (4), oroidin (5), bromoageliferin (6), dibromoageliferin (7) and dibromosceptrin (8) on the basis of spectroscopic data analyses (UV, IR, HRMS, 1D and 2D NMR) and comparison with literature data. This is the first report of compounds 2 and 3 in a marine sponge belonging to the Agelas genus and the first evidence of the presence of 1 from a natural source.

Beschreibung: Published

Beschreibung: Agelas cerebrum, bromopyrrole alkaloids, antitumoral, antiprotozoal activity

Beschreibung: La velocidad de descomposición de tres fenólicos, el p-hidroxibenzoico, el protocatecúico y el gálico, los cuales se diferencian en el número de grupos OH, fue investigada en el suelo. Con el aumento de grupos OH aumenta también la velocidad de descomposición microbial. El ácido gálico se descompone más rápido que el protocatecúico y este a su vez más rápido que el phidroxibenzoico.

Beschreibung: The rate of decomposition of the three phenolics, p-hydroxybenzoic acid, protocatechuic acid and gallic acid, whose difference is the amount of OH-groups, was investigated in the soil. With the increase in OH-groups increases the rate of microbial decomposition. Gallic acid decomposes faster than protocatecuic acid and this again faster than p-hydroxybenzoic acid.

Beschreibung: Published

Beschreibung: Submitted in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy at the Massachusetts Institute of Technology and the Woods Hole Oceanographic Institution February 1999

Beschreibung: In this thesis the analysis of natural ice events is carried out based on direct measurements of ice-borne seismo-acoustic waves generated by ice fracturing processes. A major reason for studying this phenomenon is that this acoustic emission is a significant contributor to Arctic ocean ambient noise. Also the Arctic contains rich mineral and oil resources and in order to design mining facilities able to withstand the harsh environmental conditions, we need to have a better understanding of the processes of sea ice mechanics. The data analyzed in this thesis were collected during the Sea Ice Mechanics Initiative SIMI’94 experiment which was carried out in the spring of 1994 in the Central Arctic. One of the contributions of this thesis was the determination of the polarization characteristics of elastic waves using multicomponent geophone data. Polarization methods are well known in seismology, but they have never been used for ice event data processing. In this work one of the polarization methods so called Motion Product Detector method has been successfully applied for localization of ice events and determination of polarization characteristics of elastic waves generated by fracturing events. This application demonstrates the feasibility of the polarization method for ice event data processing because it allows one to identify areas of high stress concentration and "hot spots" in ridge building process. The identification of source mechanisms is based on the radiation patterns of the events. This identification was carried out through the analysis of the seismo-acoustic emission of natural ice events in the ice sheet. Previous work on natural ice event identification was done indirectly by analyzing the acoustic energy radiated into the water through coupling from elastic energy in the ice sheet. After identification of the events, the estimation of the parameters of fault processes in Arctic ice is carried out. Stress drop, seismic moment and the type of ice fracture are determined using direct near-field measurements of seismo-acoustic signals generated by ice events. Estimated values of fracture parameters were in good agreement with previous work for marginal ice zone. During data processing the new phenomenon was discovered: "edge waves", which are waves propagating back and forth along a newly opened ice lead. These waves exhibit a quasi-periodic behavior suggesting some kind of stick-slip generation mechanism somewhere along the length of the lead. The propagation characteristics of these waves were determined using seismic wavenumber estimation techniques. In the low frequency limit the dispersion can be modeled approximately by an interaction at the lead edges of the lowest order, antisymmetric modes of the infinite plate.

Beschreibung: Support for this thesis was provided by Office of Naval Research.

Beschreibung: Submitted in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy at the Massachusetts Institute of Technology and the Woods Hole Oceanographic Institution February 2013

Beschreibung: In this thesis we present results from inversion of data using dense arrays of collocated seismic and magnetotelluric stations located in the Cascadia subduction zone region of central Washington. In the migrated seismic section, we clearly image the top of the slab and oceanic Moho, as well as a velocity increase corresponding to the eclogitization of the hydrated upper crust. A deeper velocity increase is interpreted as the eclogitization of metastable gabbros, assisted by fluids released from the dehydration of upper mantle chlorite. A low velocity feature interpreted as a fluid/melt phase is present above this transition. The serpentinized wedge and continental Moho are also imaged. The magnetotelluric image further constrains the fluid/melt features, showing a rising conductive feature that forms a column up to a conductor indicative of a magma chamber feeding Mt. Rainier. This feature also explains the disruption of the continental Moho found in the migrated image. Exploration of the assumption of smoothness implicit in the standard MT inversion provides tools that enable us to generate a more accurate MT model. This final MT model clearly demonstrates the link between slab derived fluids/melting and the Mt. Rainier magma chamber.

Beschreibung: Funding for this work was made possible by the American Society for Engineering education through a National Defense Science and Engineering Fellowship, and by the National Science Foundation through two grants for the CAFE and CAFE MT projects.

Beschreibung: Submitted in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy at the Massachusetts Institute of Technology and the Woods Hole Oceanographic Institution May 1998

Beschreibung: Planktonic protozoan grazers have the potential to significantly affect the chemistry of particle-associated trace metals. This is due both to the importance of protists as consumers of bacterial-sized particles, and to the unique low-pH, enzyme-rich microenvironment of the grazer food vacuole. This thesis examines the role of protozoan grazers in the marine geochemistry of strongly hydrolyzed, particle-reactive trace metals, in particular Th and Fe. A series of tracer experiments was carried out in model systems in order to determine the effect of grazer-mediated transformations on the chemical speciation and partitioning of radioisotopes C9Fe, 234Th, 51Cr) associated with prey cells. Results indicate that protozoan grazers are equally able to mobilize intracellular and extracellular trace metals. In some cases, protozoan regeneration of trace metals appears to lead to the formation of metal-organic complexes. Protozoan grazing may generate colloidal material that can scavenge trace metals and, via aggregation, lead to an increase in the metal/organic carbon ratio of aggregated particles. Model system experiments were also conducted in order to determine the effect of grazers on mineral phases, specifically colloidal iron oxide (ferrihydrite). Several independent techniques were employed, including size fractionation ors9Fe-labeled colloids, competitive ligand exchange, and iron-limited diatoms as "probes" for bioavailable Fe. Experimental evidence strongly suggests that protozoan grazing can affect the surface chemistry and increase the dissolution rate of iron oxide phases through phagotrophic ingestion. In further work on protozoan-mediated dissolution of colloidal Fe oxides, a novel tracer technique was developed based on the synthesis of colloidal ferrihydrite impregnated with 133Ba as an inert tracer. This technique was shown to be a sensitive, quantitative indicator for the extent of ferrihydrite dissolution/alteration by a variety of mechanisms, including photochemical reduction and ligand-mediated dissolution. In field experiments using this technique, grazing by naturally occuring protistan assemblages was shown to significantly enhance the dissolution rate of colloidal ferrihydrite over that in non-grazing controls. Laboratory and field results indicate that, when integrated temporally over the entire euphotic zone, protozoan grazing may equal or exceed photoreduction as a pathway for the dissolution of iron oxides.

Beschreibung: This work was financially supported by a Department of Defense ONR-NDSEG Graduate Fellowship, Office ofNaval Research AASERT Award (N00014-94-1-0711), and the National Science Foundation EGB Program (OCE-9523910).

Beschreibung: Submitted in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy at the Massachusetts Institute of Technology and Woods Hole Oceanographic Institution February 1994

Beschreibung: Ambient noise in the sea has been observed for over 100 years. Previous studies conclude that the primary source of microseisms is nonlinear interaction of surface gravity waves at the sea surface. Though this source relationship is generally accepted, the actual processes by which the wave generated acoustic noise in the water column couples and propagates to and along the sea floor are not well understood. In this thesis, the sources and propagation of sea floor and sub-sea floor microseismic noise between 0.2 and 10 Hz are investigated. This thesis involves a combination of theoretical, observational and numerical analysis to probe the nature of the microseismic field in the Blake Bahama Basin. Surface waves are the primary mechanism for noise propagation in the crust and fall into two separate groups depending on the relative wavelength/water depth ratio. Asymptotic analysis of the Sommerfeld integral in the complex ray parameter plane shows results that agree with previous findings by Strick (1959) and reveal two fundamental interface wave modes for short wavelength noise propagation in the crust: the Stoneley and pseudo-Rayleigh wave. For ocean sediments, where the shear wave velocity is less than the acoustic wave velocity of water, only the Stoneley interface wave can exist. For well consolidated sediments and basalt, the shear velocity exceeds the acoustic wave velocity of water and the pseudo-Rayleigh wave can also exist. Both interface waves propagate with retrograde elliptic motion at the sea floor and attenuate with depth into the crust, however the pseudo-Rayleigh wave travels along the interface with dispersion and attenuation and "leaks" energy into the water column for a half-space ocean over elastic crust model. For finite depth ocean models, the pseudo-Rayleigh wave is no longer leaky and approaches the Rayleigh wave velocity of the crust. The analysis shows that longer wavelength noise propagates as Rayleigh and Stoneley modes of the ocean+crust waveguide. These long wavelength modes are the fundamental mechanism for long range noise propagation. During the Low Frequency Acoustic Seismic Experiment (LFASE) a four-node, 12- channel borehole array (SEABASS) was deployed in the Blake Bahama Basin off the coast of eastern Florida (DSDP Hole 534B). This experiment is unique and is the first use of a borehole array to measure microseismic noise below the sea floor. Ambient background noise from a one week period is compared between an Ocean Bottom Seismometer (OBS) and SEABASS at sub-bottom depths of 10, 40, 70 and 100 meters below the sea floor. The 0.3 H z microseism peak is found to be nearly invariant with depth and has a power level of 65 and 75 dB rel 1 (nm/ s2)2)/ H z for the vertical and horizontal components respectively. At 100 m depth, the mean microseismic noise levels above 0.7 Hz are 10 dB and 15-20 dB quieter for the vertical and horizontal components respectively. Most of this attenuation occurs in the upper 10 m above 1.0 Hz, however higher modes in the spectra show narrow bandwidth variability in the noise field that is not monotonic with depth. Dispersion calculations show normal mode Stoneley waves below 0.7 Hz and evidence of higher modes above 0.8 Hz. A strong correlation between noise levels in the borehole and local sea state conditions is observed along with clear observation of the nonlinear frequency doubling effect between ocean surface waves and microseisms. Particle motion analysis further verifies that noise propagates through the array as Rayleigh/Stoneley waves. Polarization direction indicates at least two sources; distant westerly swell during quiescent times and local surface waves due to a passing storm. Above 1.0 Hz the LFASE data shows little coherence and displays random polarization. Because of this, we believe scattered energy is a significant component of the noise field in the Blake Bahama Basin. A fully 3-D finite difference algorithm is used to model both surface and volume heterogeneities in the ocean crust. Numerical modeling of wave propagation for hard and soft bottom environments shows that heterogeneities on the order of a seismic wavelength radiate energy into the water column and convert acoustic waves in the water into small wavelength Stoneley waves observed at the borehole. Sea floor roughness is the most important elastic scattering feature of the ocean crust. Comparisons of 2D and 3D rough sea floor models show that out-of-plane effects necessitate the use of 3D methods. The out-of-plane energy that is present in the LFASE data comes from either heterogeneities in the source field (i.e. mixed gravity wave directions) or, equally likely, scattering of the source field from surface or volume heterogeneities in the sea floor.

Beschreibung: This research was supported by Office of Naval Research grants N00014-89-C-0018, N00014-89-J-1012, N00014-90-C-0098, N00014-90-J-1493 and N00014-93-1-1352.

Beschreibung: In the frame of the Italian research project INGV-DPC S2 (http://nuovoprogettoesse2.stru.polimi.it/), funded by the Dipartimento della Protezione Civile (DPC; National Civil Protection Department) within the agreement 2007-2009, a tool for probabilistic seismic hazard assessment (PSHA) was developed. The main goal of the project was to provide a flexible computational tool for PSHA; the requirements considered essential for the success of the project included: •ability to handle both stationary and non-stationary earthquake time-occurrence models; •ability to use ground-motion prediction models that are not parametric equations but probabilistic "footprints" of the intensities generated by earthquakes of known magnitude and focal characteristics. Usually, these footprints are results of ground motion simulations. Some commonly used programs (e.g., FRISK, by McGuire, 1978; SEISRISK III, by Bender and Perkins, 1987) and more recent and state-of-the-art tools (e.g. OpenSHA, by Field et al., 2003, http://www.opensha.org; OpenQuake, http://openquake.org) for PSHA were analyzed. It was decided to focus on CRISIS2007, which was already a mature and well known application (e.g., Kalyan Kumar and Dodagoudar, 2011; Teraphan et al., 2011; D’Amico et al., 2012; see also http://ecapra.org/CRISIS-2007), but also suitable for additional development and evolution since its source code is freely available on request. The computational tool resulted in an extensive redesign and renovation of the previous CRISIS2007 version. CRISIS is a computer program for PSHA, originally developed in the late 1980's using Fortran as programming language (Ordaz, 1991). In this format, still without a graphical user interface (GUI), it was distributed as part of SEISAN tools (Ottemöller et al., 2011). Ten years later, a GUI was constructed, generating what was called CRISIS99 (Ordaz, 1999). In this version, all the graphic features were written in Visual Basic, but the computation engine remained a Fortran dynamic link library. The reason for the use of mixed-language programming was that computations in Visual Basic were extremely slow. Around 2007 the program was upgraded, in view of the advantages offered by the object-oriented technologies. An object-oriented programming language was required and the natural choice was Visual Basic.Net. In the new version (called CRISIS2007), both the GUI and the computation engine were written in the same language. Finally, in the frame of the mentioned S2 project, starting from 2008, the program was split into two logical layers: core (CRISIS Core Library) and presentation (CRISIS2008). In addition, a new presentation layer was developed for accessing the same functionalities via Web (CRISISWeb). It is worth noting that CRISIS has been mainly written by people that are, at the same time, PSHA practitioners. Therefore, the development loop has been relatively short, and most of the modifications and improvements have been made to satisfy the needs of the developers themselves.

Beschreibung: Italian Presidenza del Consiglio dei Ministri, Dipartimento della Protezione Civile (DPC).

Beschreibung: Published

Beschreibung: 495-504

Beschreibung: 4.2. TTC - Modelli per la stima della pericolosità sismica a scala nazionale

Beschreibung: JCR Journal

Beschreibung: restricted