ALBERT

All Library Books, journals and Electronic Records Telegrafenberg

Language
Number of Hits per Page
Default Sort Criterion
Default Sort Ordering
Size of Search History
Default Email Address
Default Export Format
Default Export Encoding
Facet list arrangement
Maximum number of values per filter
Auto Completion
Topics (search only within journals and journal articles that belong to one or more of the selected topics)
Feed Format
Maximum Number of Items per Feed
feed icon rss

Your email was sent successfully. Check your inbox.

An error occurred while sending the email. Please try again.

Proceed reservation?

Export
Filter
  • Inorganic Chemistry  (6,980)
  • LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION  (3,867)
  • 42.75
  • Industrial Chemistry
  • 2015-2019  (47)
  • 1990-1994  (7,538)
  • 1950-1954  (2,931)
  • 1915-1919
Collection
Years
Year
  • 1
    facet.materialart.
    Unknown
    American Association for the Advancement of Science (AAAS)
    In: Science
    Publication Date: 2017-02-10
    Description: Author: Jake Yeston
    Keywords: Inorganic Chemistry
    Print ISSN: 0036-8075
    Electronic ISSN: 1095-9203
    Topics: Biology , Chemistry and Pharmacology , Geosciences , Computer Science , Medicine , Natural Sciences in General , Physics
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 2
    facet.materialart.
    Unknown
    American Association for the Advancement of Science (AAAS)
    In: Science
    Publication Date: 2017-01-27
    Description: Author: Jake Yeston
    Keywords: Inorganic Chemistry
    Print ISSN: 0036-8075
    Electronic ISSN: 1095-9203
    Topics: Biology , Chemistry and Pharmacology , Geosciences , Computer Science , Medicine , Natural Sciences in General , Physics
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 3
    facet.materialart.
    Unknown
    American Association for the Advancement of Science (AAAS)
    In: Science
    Publication Date: 2017-01-27
    Description: Polynitrogens have the potential for ultrahigh-performing explosives or propellants because singly or doubly bonded polynitrogens can decompose to triply bonded dinitrogen (N2) with an extraordinarily large energy release. The large energy content and relatively low activation energy toward decomposition makes the synthesis of a stable polynitrogen allotrope an extraordinary challenge. Many elements exist in different forms (allotropes)—for example, carbon can exist as graphite, diamond, buckyballs, or graphene. However, no stable neutral allotropes are known for nitrogen, and only two stable homonuclear polynitrogen ions had been isolated until now—namely, the N3− anion (1) and the N5+ cation (2). On page 374 of this issue, Zhang et al. (3) report the synthesis and characterization of the first stable salt of the cyclo-N5− anion, only the third stable homonuclear polynitrogen ion ever isolated. Author: Karl O. Christe
    Keywords: Inorganic Chemistry
    Print ISSN: 0036-8075
    Electronic ISSN: 1095-9203
    Topics: Biology , Chemistry and Pharmacology , Geosciences , Computer Science , Medicine , Natural Sciences in General , Physics
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 4
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.115
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Oligochaete wormen komen vooral in zoet water voor. Maar in brak water en zelfs in de volle zee komen enkele soorten voor. Bij onderzoek naar marien benthos werden deze dieren traditioneel niet tot op soort gedetermineerd, omdat ze klein en lastig te determineren zijn. Ze zijn echter niet veel lastiger dan de nauw verwante Polychaeta, die ook hele kleine vertegenwoordigers kennen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de 32 soorten die nu uit het zoute water in ons land bekend zijn, waarvan er hier zes als nieuw voor de Nederlandse fauna gepresenteerd worden. De vondst van Heterodrilus subtilis in de Noordzee is zeer bijzonder, omdat deze soort verder alleen bekend is van het typemateriaal, dat ongeveer honderd jaar geleden in de Golf van Napels werd verzameld.
    Keywords: Oligochaeta ; Nederland ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 5
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.87
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Het laatste overzicht van de wantsen van de Nederlandse waddeneilanden dateert van 2012. Een opsomming wordt gegeven van 43 nieuwe eilandrecords, waaronder vijf soorten die voor het eerst op de waddeneilanden zijn waargenomen. In totaal zijn er nu 380 soorten wantsen van de Nederlandse waddeneilanden bekend.
    Keywords: Heteroptera ; Nederland ; Waddeneilanden ; verspreiding ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 6
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.57
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Een overzicht wordt gegeven van waarnemingen van 33 soorten nieuwe of anderszins interessante soorten wantsen. Psallus aethiops (Miridae), Empicoris rubromaculatus (Reduviidae), Arocatus melanocephalus, Lygaeus simulans, Eremocoris fenestratus (Lygaeidae) en Nezara viridula (Pentatomidae) zijn nieuw voor de Nederlandse lijst, die daarmee nu 640 soorten telt. Naast nieuwe waarnemingen van zeldzame soorten wordt de recente uitbreiding van Cymatia rogenhoferi (Corixidae), Cardiastethus fasciiventris (Anthocoridae), Arocatus longiceps en Rhyparochromus vulgaris (Lygaeidae), Leptoglossus occidentalis (Coreidae), en Peribalus strictus en Rhaphigaster nebulosa (Pentatomidae) in kaart gebracht.
    Keywords: Heteroptera ; Nederland ; verspreiding ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 7
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.101
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: In Nederland komen tien soorten ruighaarkevers (genera Dryops en Pomatinus) voor. Ze leven langs oevers van stilstaande en stromende wateren. Het was een verrassing toen in 2014 een vrouwtje van de zeer zeldzame Dryops striatellus gevonden werd bij Bakkeveen (provincie Friesland). De soort was sinds 1960 niet meer in Nederland gevonden. In 2016 werd D. striatellus op een tweede locatie nabij Bakkeveen gevonden. In dit artikel geven wij informatie over de soort en presenteren bijzonderheden over de Friese populatie en haar habitat.
    Keywords: Coleoptera ; Dryopidae ; Dryops striatellus ; Nederland ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 8
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.11
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Op 14 oktober 2015 werd een halmvlieg met fraaie zwarte vlekken op de vleugels gefotografeerd in Hoogerheide (Noord-Brabant). Na vergelijking van foto’s werd geconcludeerd dat het moest gaan om Gampsocera numerata, welke determinatie later werd bevestigd. Reeds in 2009 bleek in België een mannetje van de soort gefotografeerd te zijn in een tuin in Evere. Ook in 2010 en 2015 is de soort in België gevonden. Dit zijn de eerste meldingen van G. numerata voor Nederland en België.
    Keywords: Diptera ; Chloropidae ; Gampsocera numerata ; Nederland ; België ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 9
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.49
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Recently two exotic tubeworms new to the fauna of the Netherlands have been recorded in inshore waters in the delta area: Desdemona ornata and Pseudopolydora paucibranchiata. Within the Polychaeta these worms belong to the group of the Sedentaria. These construct a tube, in which the body of the worm is hidden. The head and feeding appendages protrude from the opening. Most probably these tubes are a major factor in the transport of these animals around the world, as they provide excellent shelters when they are attached to the hull of a ship or commercially traded shellfish.
    Keywords: Polychaeta ; Pseudopolydora paucibranchiata ; Desdemona ornata ; Nederland ; verspreiding ; exoot ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 10
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.47 (2016) p.31
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: De boszandbij Andrena coitana leek verdwenen uit Nederland. Veertig jaar na de laatste waarneming in 1975 is weer een populatie van deze soort gevonden, bij Epe in Gelderland. De boszandbij is een kleine soort, die mogelijk nog op sommige plaatsen over het hoofd gezien is. In dit artikel wordt de kennis over deze bijzondere bij samengevat en gespeculeerd over de oorzaken van de achteruitgang in Nederland.
    Keywords: Hymenoptera ; Apidae ; Andrena coitana ; Nederland ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 11
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.1
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: In 2015 werd Kelisia monoceros voor het eerst in ons land verzameld bij Kamperland in Zeeland. Deze spoorcicade leeft op de algemeen voorkomende valse voszegge. De vondst wijst op een recente areaaluitbreiding. Een andere spoorcicade, Ditropsis flavipes, werd al eerder uit ons land gemeld, maar verspreidingsgegevens worden nu voor de eerste maal gepubliceerd. Ditropsis flavipes leeft monofaag op bergdravik, een in Nederland zeldzaam gras.
    Keywords: Homoptera ; Delphacidae ; Nederland ; verspreiding ; biologie ; Kelisia monoceros ; Ditropsis flavipes ; herkenning ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 12
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.47 (2016) p.17
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Alle spinnen hebben gif in hun kaken om hun prooien te doden. Verreweg de meeste soorten kunnen de menselijke huid niet doorboren met hun kaken en zijn dus volkomen ongevaarlijk. Kogelspinnen uit het genus Latrodectus, oftewel weduwen, vormen een uitzondering. Deze exotische spinnen worden af en toe geïmporteerd in Nederland. In 2013 is het aantal vondsten van geïmporteerde Latrodectus-spinnen op een rij gezet in een risicobeoordeling, met als resultaat een lijst van tien records met bewijsmateriaal. Hier kunnen nu vier records aan toegevoegd worden. Hieronder bevindt zich een vondst van de bruine weduwe L. geometricus, die recent voor het eerst in ons land werd vastgesteld, en een eerste geval van uitgekomen eitjes van een Latrodectus in ons land, van de roodrugspin L. hasselti.
    Keywords: Araneae ; Theridiidae ; Latrodectus ; Nederland ; exoot ; verspreiding ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 13
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.47 (2016) p.27
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: In 2015 werd tijdens een monitoringsproject van mariene bodemfauna op het Friese front de vulkaanworm Maxmuelleria lankesteri aangetroffen. Dit is de eerste vondst in Nederlandse wateren. De vulkaanworm dankt zijn naam aan de vorm van de opening van zijn leefgang, een vulkaanachtige slibheuvel. Het is opmerkelijk dat deze grote, opvallende worm (12-18 cm lang) niet eerder is aangetroffen. Mogelijk ligt dit aan de ongebruikelijke bemonsteringsmethode. Anderzijds kan de vulkaanworm daadwerkelijk zeldzaam zijn.
    Keywords: Echiura ; Maxmuelleria lankesteri ; Nederland ; verspreiding ; herkenning ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 14
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.95
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: De kleine bleekvlekwespbij Nomada baccata behoort tot een complex van taxa rond de bleekvlekwespbij Nomada alboguttata. De kleine bleekvlekwespbij is vroeger verspreid over het land aangetroffen, maar de laatste waarneming dateerde alweer van 1992. In de afgelopen jaren werd de soort op twee plekken in ons land teruggevonden, in de Schoorlse duinen in Noord-Holland in 2012 en op de Tongerense hei bij Epe in Gelderland in 2015.
    Keywords: Hymenoptera ; Apidae ; Nomada baccata ; taxonomie ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 15
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.37
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: De familie der sluipvliegen is één van de soortenrijkste vliegenfamilies in ons land. De larven ontwikkelen zich inwendig in ongewervelden, veelal vlinderrupsen. De groep is in ons land relatief goed bestudeerd en de afgelopen jaren zijn diverse aanvullingen op de checklist uit 2002 gepubliceerd. In dit artikel worden wederom twee soorten voor het eerst uit ons land vermeld. Hiermee komt het totaal aantal soorten dat in Nederland is vastgesteld op 336. Daarnaast wordt de herontdekking van een soort beschreven die al meer dan een eeuw niet meer waargenomen was.
    Keywords: Diptera ; Tachinidae ; Nederland ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 16
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.15
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Canacidae zijn gebonden aan de kust en zou je daarmee typisch Nederlandse vliegjes kunnen noemen. In dit artikel melden wij een nieuwe soort van deze familie: Canace nasica en presenteren we een nieuwe Nederlandse checklist voor de familie. Naar de nieuwste taxonomische inzichten wordt daarbij de familie Tethinidae als subfamilie onder de Canacidae toegevoegd. Hiermee is de Nederlandse fauna een vliegenfamilie armer.
    Keywords: Diptera ; Canacidae ; Canace nasica ; Nederland ; herkenning ; verspreiding ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 17
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.47 (2016) p.11
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: De kassprinkhaan is een buitenbeentje onder de Nederlandse sprinkhanen en krekels. Ze komt van oorsprong waarschijnlijk voor in grotten in Oost-Azië en is door transport van eieren met plantenmateriaal over de hele wereld verspreid geraakt. Ze kan tijdelijk overleven in het kunstmatig grotmilieu van bijvoorbeeld kruipruimtes van woonhuizen, in kassen en tuincentra. Recentelijk werd een opmerkelijk grote populatie van de kassprinkhaan gevonden in het uitgebreide stelsel aan kruipruimtes onder een verpleeghuis in Friesland. De kassprinkhaan blijkt hier al ruim 40 jaar voor te komen. Het is waarschijnlijk de grootste Europese populatie van deze soort.
    Keywords: Orthoptera ; Diestrammena asynamora ; verspreiding ; exoot ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 18
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0196-2453) vol.46 (2016) p.43
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: In het kader van het project ‘Duik de Noordzee Schoon’ worden scheepswrakken onderzocht, beschreven en van afval ontdaan. Scheepswrakken vormen een bijzonder leefgebied in het mariene milieu, met een hoge biodiversiteit. Dit bleek weer tijdens onderzoek van visnetten die van ver weg gelegen wrakken waren verwijderd. Hierbij werden maar liefst vier nieuwe mosdiertjes voor de Nederlandse fauna aangetroffen.
    Keywords: Bryozoa ; Nederland ; verspreiding ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 19
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.47 (2016) p.43
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Pauropoda of weinigpoten zijn nauw verwant aan de miljoenpoten en duizendpoten. Het is een weinig bestudeerde diergroep, die bestaat uit kleine, witte en blinde bodemdieren die nauwelijks opvallen. Het meest kenmerkende zijn de gevorkte antennen, die wat bouw betreft uniek zijn ten opzichte van andere ongewervelden. Er zijn slechts acht soorten gemeld uit Nederland, alle behorend tot het genus Allopauropus. Recentelijk is een nieuwe soort, uit het genus Pauropus, in het westen van het land aangetroffen. Het betreft dus ook een nieuw genus voor de Nederlandse fauna. In dit artikel wordt de nieuwe soort voorgesteld, beschrijven we de habitat en geven we informatie over de verspreiding.
    Keywords: Myriapoda ; Pauropoda ; Pauropus lanceolatus ; Nederland ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 20
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.46 (2016) p.19
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Slakkendodende vliegen (familie Sciomyzidae) zijn al niet zo opvallend in het veld, maar de soorten uit de genera Pherbellia en Ditaeniella worden nog minder gevonden, mede doordat ze vrij klein zijn. De 14 Nederlandse soorten lijken sterk op elkaar. Dit artikel biedt een tabel om ze te kunnen herkennen en geeft informatie over ecologie en verspreiding.
    Keywords: Diptera ; Sciomyzidae ; Pherbellia ; Ditaeniella ; Nederland ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 21
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.47 (2016) p.1
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Platwormen komen in Nederland vooral voor in zoet water, maar er zijn twee soorten van landbiotoop bekend. De laatste jaren duiken steeds vaker exotische landplatwormen op in Europa, vooral in kassen en tuincentra, maar sommige kunnen ook buitenshuis overleven. Uit Nederland zijn Bipalium kewense, Caenoplana bicolor en Marionfyfea adventor gemeld. Omdat ze regenwormen en slakken eten, kunnen ze een grote invloed hebben op het bodemleven, met gevolgen voor natuurlijke ecosystemen en landbouwgebieden. In het buitenland is de aandacht voor exotische landplatwormen al groeiende. Zo wordt de Nieuw-Guineese landplatworm Platydemus manokwari door de IUCN tot de 100 ergste invasieve soorten aangemerkt. In Nederland is er nog nauwelijks aandacht voor landplatwormen. Daarom wordt in dit artikel de kennis over deze groep samengevat.
    Keywords: Platyhelminthes ; Tricladida ; Nederland ; verspreiding ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 22
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.47 (2016) p.39
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Blaaskopvliegen zijn een van de groepen uit het atlasproject Leuke vliegen, dat in 2015 werd afgesloten. Het zijn over het algemeen opvallend gekleurde vliegen, die parasiteren bij bijen en wespen. In een overzichtsartikel uit 2014 werd de komst van Leopoldius calceatus al voorspeld en in 2015 werd soort inderdaad aangetroffen in Groeve Craubeek in de provincie Limburg en een jaar later op de Stratumse heide bij Eindhoven.
    Keywords: Diptera ; Conopidae ; Nederland ; Leopoldius calceatus ; verspreiding ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 23
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.47 (2016) p.49
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Astigmatic mites probably form the most diverse cohort of mites. At present the former order of Astigmatina is ranked within the suborder Oribatida or moss mites. However astigmatic mites occupy a much wider range of habitats than other oribatid mites: from marine coasts to stored food, plant bulbs and houses. The vast majority live as commensals or parasites on a variety of hosts, ranging from insects to birds and mammals, inhabiting the fur, feathers, skin and even lungs and stomach. This first checklist for the Netherlands contains 262 species, but many more are to be expected. Brief data on occurrence and nomenclature are provided for each species.
    Keywords: Acari ; Oribatida ; Astigmatina ; verspreiding ; taxonomie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 24
    Publication Date: 2016-02-09
    Description: Wing shape variation was investigated between the sexes and among four populations of the scorpionfly Dicerapanorpa magna (Chou, 1981) endemic to the Qin-Ba Mountains area, China through the landmark-based geometric morphometric approach. The results show that sexual dimorphism exists both in wing size and shape in D. magna. Significant differences exist in female wing size and shape among D. magna populations. The possible reasons of the wing variation are discussed based on the divergence time of D. magna in combination with the tectonic and climatic events in the Qin-Ba Mountains during the late Miocene-Pleistocene period. Whether reproductive isolation exists between different populations needs further research.
    Keywords: canonical variates analysis ; individual variation ; sexual dimorphism ; 42.75 ; 42.62
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 25
    facet.materialart.
    Unknown
    American Association for the Advancement of Science (AAAS)
    In: Science
    Publication Date: 2016-09-09
    Description: Author: Jake Yeston
    Keywords: Inorganic Chemistry
    Print ISSN: 0036-8075
    Electronic ISSN: 1095-9203
    Topics: Biology , Chemistry and Pharmacology , Geosciences , Computer Science , Medicine , Natural Sciences in General , Physics
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 26
    facet.materialart.
    Unknown
    American Association for the Advancement of Science (AAAS)
    In: Science
    Publication Date: 2016-11-11
    Description: Author: Jake Yeston
    Keywords: Inorganic Chemistry
    Print ISSN: 0036-8075
    Electronic ISSN: 1095-9203
    Topics: Biology , Chemistry and Pharmacology , Geosciences , Computer Science , Medicine , Natural Sciences in General , Physics
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 27
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: In Nederland zijn natuurlijke en semi-natuurlijke graslanden relatief slecht onderzocht op de aanwezigheid van springstaarten. In de ons omringende landen zijn deze biotopen vaak rijk aan specifieke soorten die alleen daar voorkomen. Naar verwachting kunnen in dit milieu veel nieuwe soorten voor onze fauna gevonden worden, vooral op nutriëntarme, zandige en droge ondergrond. Recentelijk zijn twee soorten uit het genus Folsomides in graslanden in het zuiden van ons land aangetroffen. Het betreft hier een nieuw genus voor de Nederlandse fauna. In dit artikel worden het genus en de twee soorten voorgesteld, beschrijven we de habitat en geven we informatie over de verspreiding en begeleidende soorten van deze springstaarten.
    Keywords: Collembola ; Isotomidae ; Folsomides ; verspreiding ; Nederland ; herkenning ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 28
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: Psilota is een genus van kleine, zwarte zweefvliegen, waarvan de larven leven achter boomschors. In 1988 werd Psilota anthracina voor het eerst in Nederland waargenomen en lange tijd is het een zeldzame soort geweest. De laatste jaren wordt ze steeds algemener, vermoedelijk door een veranderd bosbeheer. Gaandeweg is gebleken dat er een tweede soort onder schuilging; P. atra. Toen in België een derde soort opdook was het wachten tot deze ook in Nederland aangetroffen zou worden. In 2012 was het zover. Als Nederlandse naam stellen we voor spichtige spitsbek.
    Keywords: Diptera ; Syrphidae ; Psilota ; verspreiding ; Nederland ; herkenning ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 29
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.51
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: Het voorkomen van Badonnelia titei in ons land wordt in enkele publicaties genoemd. Deze exoot blijkt niet zeldzaam in archiefdepots overal in Nederland. In deze publicaties werd echter geen aandacht besteed aan het feit dat de soort nog niet als nieuw voor Nederland was gemeld, waar bewijsexemplaren zijn ondergebracht en hoe B. titei te herkennen is. De soort is daarom dan ook nooit doorgedrongen tot de diverse faunaoverzichten van Nederlandse stofluizen. Reden genoeg om deze zaken te behandelen in dit artikel, waarbij tevens een vindplaatsenkaartje wordt gegeven en de eerste vondsten uit woonhuizen worden gemeld.
    Keywords: Psocodea ; Sphaeropsocidae ; Badonnelia titei ; verspreiding ; Nederland ; exoot ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 30
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.44 (2015) p.1
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: De omgeving van Ommen en Hardenberg is het enige gebied in Nederland waar alle vier de soorten rode bosmieren voorkomen, waaronder de in Noordwest-Europa zeer zeldzame stronkmier. Recent is aan de alarmbel getrokken omdat het niet goed gaat met deze soort. Aanleiding voor een nieuw onderzoek bij Ommen, waarbij alle bosmieren onder de loep zijn genomen.
    Keywords: Hymenoptera ; Formicidae ; Formica ; verspreiding ; Nederland ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 31
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Contributions to Zoology (1875-9866) vol.84 (2015) nr.4 p.305
    Publication Date: 2015-12-07
    Description: Firm coupling of genitalia is critical for copulation in most groups of insects. To counter female resistance that usually breaks off genital connection, male scorpionflies (Mecoptera: Panorpidae) usually provide nuptial gifts for the female and seize their mates with grasping devices. The notal organ, a modified clamp on tergum III of male scorpionflies, plays a significant role in seizing the female wings and helping maintain mating position during copulation. The mating behaviour remains unknown for the scorpionfly Furcatopanorpa longihypovalva (Hua and Cai, 2009) whose male lacks a notal organ. In this paper, we first attempt to study the mating behaviour of F. longihypovalva. The results show that the male provides liquid salivary secretion through a mouth-to-mouth mode for the female, and maintains copulation mainly by continuous provision of salivary secretion rather than by seizing the female with grasping devices. Thus the male copulates with the female in an atypical O-shaped position, with only their mouthparts and genitalia connected to each other. The salivary glands exhibit remarkable sexual dimorphism: short and bifurcated in the female, but well-developed and multi-furcated in the male. The extremely developed salivary glands of the male lay a structural foundation for the male to continuously provide liquid salivary secretion, and to help the male to mediate female resistance, being likely to serve as a compensation to his absence of the notal organ. We also investigated the functional morphology and copulatory mechanism of the male and female genitalia. The evolution of the atypical mating pattern of F. longihypovalva is putatively discussed as an adaptation in the context of sexual conflict.
    Keywords: Mecoptera ; Panorpidae ; Furcatopanorpa longihypovalva ; mating behaviour ; nuptial feeding, ; salivary glands ; genitalia ; functional morphology ; copulation ; 42.75 ; 42.62
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 32
    Publication Date: 2015-11-10
    Description: Female genitalia are widely underrepresented in taxonomic studies. Here we investigate the morphological variation among female copulation organs for a group of scarab beetles (Sericini) with similar ecology, external morphology and copulation mechanics. We examined traits qualitatively and quantitatively based on 80 and 18 species (genus Pleophylla), respectively. Additionally we explored whether female genitalia are affected by asymmetry. The vast diversity of slerotised structures including their shapes illustrated the high taxonomic and phylogenetic utility of female genitalia in this group. The morphometric analysis of Pleophylla, confirmed that sclerotisations in the ductus bursae are very suitable for species-level taxonomic purposes. Stable interspecific variation is more hardly discernable in other parts such as the vaginal palps (shape and size) or the other membranous structures such as the shape of the bursa copulatrix. Asymmetric genitalia that arose multiple times independently among insects are found in most of the examined Sericini species. Asymmetries regarded either the bursa copulatrix, or both the bursa copulatrix and ductus bursae and comprised sclerotised and non-sclerotised structures being most common in modern Sericini. Here, highly asymmetric sclerotised structures are linked with strong asymmetry of the male copulation organs. Widespread asymmetry among megadiverse Sericini with a complex male-female genital asymmetry suggests that the shift to asymmetry is phylogenetically rather conserved. From the range of hypotheses, sexual selection seems to be the most reasonable to explain the evolution and stability of asymmetry in chafer genitalia.
    Keywords: beetles ; female genitalia ; integrative taxonomy ; Melolonthinae ; morphology ; 42.75 ; 42.64 ; 42.62
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 33
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.39
    Publication Date: 2017-12-07
    Keywords: Coleoptera ; Brentidae ; Exapion ulicis ; verspreiding ; Nederland ; herkenning ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 34
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.44 (2015) p.11
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: Eikelwormen zijn mariene wormen die een eigen klasse vormen, de Enteropneusta. In Nederland zijn het ook de enige vertegenwoordigers van de kraagdragers (fylum Hemichordata). Het zijn bijzondere dieren, die nauwer verwant zijn aan stekelhuidigen en gewervelde dieren dan aan gelede wormen. Het lichaam is ongeleed, met een gesteelde slurf, met daarachter een kraag en een langwerpig lichaam met tientallen kieuwspleten. De wormen leven in een U-vormige buis in zachte bodems. In de loop van de tijd zijn wel eikelwormen langs de Nederlandse kust verzameld, maar deze zijn nooit op naam gebracht. In dit artikel wordt ingegaan op de eerste vondsten van eikelwormen in de Oosterschelde.
    Keywords: Enteropneusta ; Saccoglossus ; verspreiding ; Nederland ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 35
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.44 (2015) p.47
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: The gall midges are one of the most important groups of gall makers. Emerging larvae produce stimuli and the host plant responds by producing galls, fascinating structures which provide food and shelter for the developing larvae. Most gall inducing midges are host specific: they are only able to induce galls in a few, often related, plant species. A few species have different feeding modes: among them are saprophagous, fungivorous and predaceous species and some are used in biocontrol. We recorded 416 species in the whole area; 366 species are recorded from the Netherlands, 270 species from Belgium and 96 species from Luxembourg.
    Keywords: Diptera ; Cecidomyiidae ; Netherlands ; Belgium ; Luxembourg ; distribution ; biology ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 36
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.19
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: Het gebeurt met enige regelmaat dat er boorvliegen versleept worden met plantaardige producten. De meeste schadelijke soorten komen uit de tropen en kunnen zich niet handhaven in Nederland. Noord-Amerikaanse soorten van het genus Rhagoletis kunnen in het klimatologisch vergelijkbare Europa wel voet aan de grond krijgen. Eerder bleek dit al met de Oost-Amerikaanse kersenboorvlieg en nu staat hetzelfde te gebeuren met de walnootboorvlieg.
    Keywords: Diptera ; Tephritidae ; Rhagoletis completa ; verspreiding ; herkenning ; Nederland ; exoot ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 37
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.13
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: Door gebruik te maken van observatiekunstnestjes is het mogelijk om regelmatig een kijkje te nemen in de nesten van bijvoorbeeld graafwespen. Zij gebruiken de nesten om zich voort te planten. Zo kunnen we meer te weten komen over hun gedrag in het nest tijdens de voortplanting. In dit artikel worden de ervaringen met de graafwesp Psenulus fuscipennis beschreven. De verschillen in levenswijze met de kleine zeefwesp en bijenwolf worden toegelicht.
    Keywords: Hymenoptera ; Crabronidae ; Psenulus fuscipennis ; biologie ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 38
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.7
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: De gele tubebij Stelis signata was sinds 1977 niet meer in ons land aangetroffen. Men dacht daarom dat deze bij uit ons land verdwenen was. In 2013 werd de soort echter op Waarneming.nl gemeld van de Strabrechtse hei en in 2014 van Afferden. In 2015 werd een vrouwtje gevangen op de Sprengenberg op de Sallandse heuvelrug. In 2011 heeft Natuurmonumenten hier kleinschalige maatregelen uitgevoerd voor specifieke heidesoorten, waaronder de aanleg van een flink aantal steilranden. Het microreliëf dat daarbij ontstaat vormt een belangrijke nestelplaats voor bijen en wespen. De vondst van de zeldzame gele tubebij op een van deze steilranden vormt de kroon op het werk.
    Keywords: Hymenoptera ; Megachilidae ; Stelis signata ; verspreiding ; biologie ; Nederland ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 39
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.44 (2015) p.37
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: In 2007 werd Diplocoelus fagi bij Wageningen gevonden. De larven van deze kever leven in dood hout. Na de eerste vondst zijn diverse andere waarnemingen gedaan en D. fagi is nu bekend uit vier provincies. Omdat de soort in de omringende landen al lang bekend was, is deze late ontdekking opmerkelijk. Mogelijk hangt dit samen met het verbeterde bosbeheer, waarbij minder dood hout uit de bossen wordt verwijderd.
    Keywords: Coleoptera ; Biphyllidae ; Diplocoelus fagi ; verspreiding ; Nederland ; biologie ; herkenning ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 40
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (42.75) vol.44 (2015) p.29
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: The snail-killing fly Salticella fasciata was discovered in Belgium in 2010. Since then, several new localities on the Belgian coast were discovered and in 2014, the first record for the Netherlands was found. This is the first representative of the genus and also of the subfamily Salticellinae in the Netherlands. In this paper, records from Belgium and the Netherlands are reviewed and information on biology and habitats is summarised.
    Keywords: Diptera ; Sciomyziidae ; Salticella fasciata ; Nederland ; België ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 41
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.44 (2015) p.17
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: Twaalf jaar geleden waren er nog geen Nelima-soorten bekend uit ons land. In 2004 en 2006 werden respectievelijk N. sempronii en N. doriae ontdekt. Beide soorten komen ten zuidoosten van ons land voor, en hebben naar alle waarschijnlijkheid Nederland recent bereikt. In 2012 werd op de Maasvlakte een derde vertegenwoordiger van dit genus gevonden: Nelima gothica. De vindplaats lijkt te wijzen op introductie door de mens. Gezien het voorkomen in de ons omringende landen is echter niet uit te sluiten dat hij van oudsher tot onze fauna behoort of recent op eigen kracht Nederland heeft bereikt. Hij zou op meer plaatsen langs de kust kunnen voorkomen. We presenteren de nieuwe soort en geven een overzicht van de vier Noordwest-Europese Nelima-soorten.
    Keywords: Opiliones ; Nelima ; verspreiding ; Nederland ; Europa ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 42
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.1
    Publication Date: 2018-12-13
    Description: Goudwespen zijn fraaie insecten, met felle metaalkleuren in de tinten rood, groen en blauw. Ze parasiteren vaak bij bijen en angeldragende wespen. In dit artikel wordt de eerste vondst van Chrysis equestris voor Nederland beschreven, waarmee het aantal in Nederland gevonden soorten nu op 57 komt. Deze goudwesp parasiteert bij de plooivleugelwesp Discoelius zonalis. Ze wordt in haar hele areaal weinig gevangen.
    Keywords: Hymenoptera ; Chrysididae ; Chrysis equestris ; verspreiding ; biologie ; herkenning ; Nederland ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 43
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.91
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: The Flevopark is one of the most special green areas of Amsterdam with a rich nature. Twelve oribatid mite species were collected here in 2014 from bark and mosses on trees. Liacarus acutus and Perlohmannia dissimilis are reported for the first time from the Netherlands. It is not clear if the newly recorded species have always been overlooked or are recent immigrants.
    Keywords: Acari ; Oribatida ; distribution ; Nederland ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 44
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.77
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: Watermijten zijn kleine spinachtige diertjes, die in zoet water leven. De aandacht voor deze diergroep is groot, omdat ze een rol spelen in de waterkwaliteitsbeoordeling. In de verspreidingsatlas uit 2000 worden 234 Nederlandse watermijten gemeld. Sinds die tijd worden regelmatig aanvullingen gerapporteerd. In dit artikel worden weer acht nieuwe soorten gemeld, wat het totaal nu op 266 brengt. Dit is een opmerkelijke toename van 13 % in 15 jaar.
    Keywords: Acari ; Hydrachnidia ; verspreiding ; Nederland ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 45
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.67
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: De publicatie van de naamlijst van de Nederlandse kieuwpootkreeften in 2002 was een grote stimulans voor nieuw onderzoek. Na de publicatie met aanvullingen in 2009 zijn er weer negen soorten bijgekomen, waarmee het totaal aantal soorten kieuwpootkreeften in Nederland nu op 124 komt. In dit artikel worden de nieuwe soorten besproken en wordt ingegaan op de redenen voor deze opmerkelijke uitbreiding.
    Keywords: Crustacea ; Branchiopoda ; Cladocera ; Nederland ; verspreiding ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 46
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen (0169-2453) vol.45 (2015) p.33
    Publication Date: 2017-12-07
    Description: Prachtvliegen zijn vrij kleine vliegen die vaak een vleugeltekening hebben waardoor ze aan boorvliegen doen denken. De meeste soorten zijn weinig opvallend in het veld aanwezig en zitten vooral op hun waardplanten. Alleen de soorten waarvan de larven leven onder schors van boomstammen zijn opvallender aanwezig door hun balts of territoriaal gedrag. Ze proberen hun stukje boomstam te claimen door snel op en neer te lopen en tegelijkertijd driftig met hun vleugels te bewegen. Tot nog toe was de zeer fraaie Myennis octopunctata (Coquebert, 1798) de enige houtbewonende prachtvlieg in Nederland. In dit artikel wordt daar Homalocephala biumbrata aan toegevoegd.
    Keywords: Diptera ; Ulidiidae ; Homalocephala biumbrata ; verspreiding ; Nederland ; 42.75
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 47
    Publication Date: 2015-11-07
    Description: Integrative taxonomy tests the validity of taxa using methods additional to traditional morphology. The existence of two different morphotypes in specimens identified as Chrysotoxum vernale Loew (Diptera: Syrphidae) prompted their taxonomic study using an integrative approach that included morphology, wing and male-surstylus geometric morphometrics, genetic and ecological analyses. As a result, a new species is recognised, Chrysotoxum montanum Nedeljković & Vujić sp. nov., and C. vernale is re-defined. A lectotype and paralectotypes are designated for C. vernale to stabilize this concept. An additional species, Chrysotoxum orthostylum Vujić sp. nov., with distinctive male genitalia is also described. The three species share an antenna with the basoflagellomere shorter than the scape plus pedicel and terga with yellow fasciae not reaching the lateral margins. This study confirms the value of integrative approach for resolving species boundaries.
    Keywords: Balkan Peninsula ; C. montanum sp. nov. ; C. orthostylum sp. nov. ; ecological niche ; geometric morphometry ; lectotype ; mtDNA COI sequences ; Syrphinae ; 42.75 ; 42.64 ; 42.62
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: Article / Letter to the editor
    Format: application/pdf
    Format: application/vnd.ms-excel
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 48
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The 3.0-micrometers water of hydration absorption feature observed in the IR photometry of many low-albedo and some medium-albedo asteroids strongly correlates with the 0.7-micrometers Fe(+2) to Fe(+3) oxidized iron absorption feature observed in narrowband spectrophotometry of these asteroids. Using this relationship, an empirical algorithm for predicting the presence of water of hydration in the surface material of a Solar System body using photometry obtained through the Eight-Color Asteroid Survey nu (0.550 micrometers), w (0.701 micrometers), and x (0.853 micrometers) filters was developed and applied to the ECAS photometry of asteroids and outer planet satellites. The percentage of objects in low-albedo, outer main-belt asteroid classes that test positively for water of hydration increases from P to B to C to G class and correlates linearly with the increasing mean albedos of those objects testing positively. The medium-albedo M-class asteroids do not test positively in large number using this algorithm. Aqueously altered asteroids dominate the Solar System population between heliocentric distances of 2.6 to 3.5 AU, bracketing the Solar System region where the aqueous alteration mechanism operated most strongly. One jovian satellite, J VI Himalia, and one saturnian satellite. Phoebe, tested positively for water of hydration, supporting the hypothesis that these may be captured C-class asteroids from a postaccretional dispersion. The proposed testing technique could be applied to an Earth-based survey of asteroids or a space-probe study of an asteroid's surface characteristic in order to identify a potential water source.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 111; 2; p. 456-467
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 49
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The infrared transmission spectra and photochemical behavior of various organic compounds isolated in solid N2 ices, appropriate for applications to Triton ad Pluto, are presented. It is shown that excess absorption in the surface spectra of Triton and Pluto, i.e., absorption not explained by present models incorporating molecules already identified on these bodies (N2, CH4, CO, and CO2), that starts near 4450/cm (2.25 microns) and extends to lower frequencies, may be due to alkanes (C(n)H(2n+2)) and related molecules frozen in the nitrogen. Branched and linear alkanes may be responsible. Experiments in which the photochemstry of N2: CH4 and N2: CH4: CO ices was explored demonsrtrate that the surface ices of Triton and Pluto may contain a wide variety of additional species containing H, C, O, and N. Of these, the reactive molecule diazomethane, CH2N2, is particularly important since it may be largely responsible for the synthesis of larger alkanes from CH4 and other small alkanes. Diazomethane would also be expected to drive chemical reactions involving organics in the surface ices of Triton and Pluto toward saturation, i.e., to reduce multiple CC bonds. The positions and intrinsic strengths (A values) of many of the infrared absorption bands of N2 matrix-isolated molecules of relevance to Triton and Pluto have also been determined. These can be used to aid in their search and to place constraints on their abundances.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 111; 1; p. 151-173
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 50
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: This report presents the most recent spherical harmonic topography model of Venus developed at Jet Propulsion Laboratory. It was produced by a spherical harmonic analysis of the most complete set of Magellan altimetry data, augmented by Pioneer Venus and Venera data. The harmonic coefficients of the topography were computed to degree and order 360. Compared to previous topography models, this one has the highest correlation with the gravity field of Venus.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 112; 1; p. 27-33
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 51
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The 500-Myr average crater retention age for Venus has raised questions about the present-day level of tectonic activity. In this study we examine the relationship between the gravity and topography of four large volcanic swells, Beta, Atla, Bell, and Western Eistla Regiones, for clues about their stage evolution. The Magellan line-of-sight gravity data are inverted using a point mass model of the anomalous mass to solve for the local vertical gravity field. Spectral admittance calculated from both the local gravity inversions and a spherical harmonic model is compared to three models of compensation: local compensation, a 'flexural' model with local and regional compensation of surface and subsurface loads, and a 'hotspot' model of compensation that includes top loading by volcanoes and subsurface loading due to a deep, low density mass anomaly. The coherence is also calculated in each region, but yields an elastic thickness estimate only at Bell Regio. In all models, the long wavelengths are compensated locally. Our results may indicate a relatively old, possibly inactive plume.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 112; 1; p. 2-26
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 52
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Recent mapping studies west of Elysium Mons, Mars, have pinpointed subice features that suggest the existence of a frozen paleolake in Utopia Planitia as recently as 1.8 billion years ago. The subice features are interpreted to be hyaloclastic ridges and hills, table moutains, associated joekulhalaup deposits, and fluvial channels. Photoclinometric studies of these features and of a basal scarp around the northwest flank of Elysium Mons interpreted to have been an ice-sheet boundary indicate that the maximum thickness of ice within the basin may have been about 180 m. This thickness of ice during a relatively late stage of Martian geologic history would have important implications concerning the atmospheric, the climatic, and possibly the exobiologic history of the planet.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 109; 2; p. 393-406
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 53
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The ion and electron momentum equations, along with Ampere's law, are solved for the ion and electron drift velocities and the electric field in the subsolar Venus ionosphere, assuming a partially ionized gas and a single ion species having the ion mean mass. All collision terms among the ions, electrons and neutral particles are retained in the equations. A general expression for the evolution of the magnetic field is derived and compared with earlier expressions. Subsolar region data in the altitude range 150-300 km from the Pioneer Venus Orbiter are used to calculate altitude profiles of the components of the current due to the electric field, gradients of pressure, and gravity. Altitude profiles of the ion and electron velocities as well as the electric field, electrodynamic heating, and the energy density are determined. Only orbits having a complete set of measured plasma temperatures and densities, neutral densities, and magnetic field were considered for analysis; the results are shown only for orbit 202. The vertical velocity at altitudes above 220 km is upgoing for orbit 202. This result is consistent with observations of molecular ions at high altitudes and of plasma flow to the nightside, both of which require upward velocity of ions from the dayside ionosphere. Above about 230 km the momentum equations are extremely sensitive to the altitude profiles of density, temperature, and magnetic field.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of Geophysical Research (ISSN 0148-0227); p. 8791-8800
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 54
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: We report here analyses of olivines and pyroxenes, and petrofabrics of 27 chondritic interplanetary dust particles (IDPs), comparing those from anhydrous and hydrous types. Approximately 40% of the hydrous particles contain diopside, a probable indicator of parent body thermal metamorphism, while this mineral is rarely present in the anhydrous particles. Based on this evidence, we find that hydrous and anhydrous IDPs are, in general, not directly related, and we conclude that olivine and pyroxene major-element compositions can be used to help discriminate between IDPs that are (1) predominantly nebular condensates, and lately resided in anhydrous or icy (no liquids) primitive parent bodies, and (2) those originating from more geochemically active parent bodies (probably hydrous and anhydrous asteroids).
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Meteoritics (ISSN 0026-1114); 29; 5; p. 616-620
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 55
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: This paper reports on a magnetic field phenomenon, hereafter referred to as null fields, which were discovered during the inbound pass of the recent flyby of Jupiter by the Ulysses spacecraft. These null fields which were observed in the outer dayside magnetosphere are characterised by brief but sharp decreases of the field magnitude to values less than 1 nT. The nulls are distinguished from the current sheet signatures characteristic of the middle magnetosphere by the fact that the field does not reverse across the event. A field configuration is suggested that accounts for the observed features of the events.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Geophysical Research Letters (ISSN 0094-8276); 21; 6; p. 405-408
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 56
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Geochemical profiles of surface units, impact, and volcanic features are studied in detail to determine the underlying structure in an area of extensive mare/highland interface, Sinus Amoris. This study region includes and surrounds the northeastern embayment of Mare Tranquillitatis. The concentrations of two major rock-forming elements (Mg and Al), which were derived from the Apollo 15 orbital geochemical measurements, were used in this study. Mapped units and deposits associated with craters in the northwestern part of the region tend to have correlated low Mg and Al concentrations, indicating the presence of Potassium (K)-Rare Earth Elements (REE)-Phosphorus (P) (KREEP)-enriched basalt. Found along the northeastern rim of Tranquillitatis were areas with correlated high Mg and Al concentration, indicating the presence of troctolite. Distinctive west/east and north/south trends were observed in the concentrations of Mg and Al, and, by implication, in the distribution of major rock components on the surface. Evidence for a systematic geochemical transition in highland or basin-forming units may be observed here in the form of distinctive differences in chemistry in otherwise similar units in the western and eastern portions of the study region.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Earth, Moon, and Planets (ISSN 0167-9295); 64; 2; p. 165-185
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 57
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Other Sources
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The aerobraking orbital activities of Magelland during the gravity mapping of Venus are discussed. The goal of aerobraking was to circularize Magellan's orbit. By aerobraking the spacecraft into a nearly circula orbit, the Magellan team was able to provide scientists with a different data set to deepen their understanding of what is going on beneath Venus' surface. Before undertaking its gravity-mapping mission, Magellan completed three cycles of radar mapping. This repeated coverage allowed the spacecraft to see some of Venus' geologic features from different viewing angles. Various aspects of the mission are discussed, and maps of Venus are presented.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Planetary Report (ISSN 0736-3680); 14; 2; p. 6-13
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 58
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Spatial correlation among densely packed particles can substantially change their single-scattering properties, thus making questionable the applicability of the independent scattering approximation in calculations of light scattering by planetary regoliths. The same problem arises in geophysics in light scattering computations for snow, frosts, and bare soil. In this paper, we use a dense-medium light-scattering theory based on the introduction of the static structure factor to calculate asymmetry parameters of the phase function for densely packed particles with real refractive indices 1.31 and 1.66, approximating water ice and soil particles, respectively, and imaginary refractive indices 0, 0.01, and 0.3. For sparsely distributed, independently scattering grains, the calculated asymmetry parameters are always positive and always larger than those for densely packed particles. For densely packed grains, the asymmetry parameters may be negative but only for radius-to-wavelength ratios from about 0.1 to about 0.4. With decreasing particle size, the calculated asymmetry parameters tend to zero independently of the compaction state. In the geometrical optics regime, the asymmetry parameters for densely packed scatterers are positive and very close to those for independently scattering grains. These results may have important implications for remote sensing of the Earth and solid planetary surfaces. In particular, it is demonstrated that negative asymmetry parameters derived with some approximate multiple-scattering theories may be physically irrelevant and can be the result of using an inaccurate bidirectional reflection function combined with the ill-conditionally of the inverse scattering problem.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of Quantitative Spectroscopy & Radiative Transfer (ISSN 0022-4073); 52; 1; p. 95-110
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 59
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The first comprehensive discussion of the south seasonal polar cap spectra obtained by the Mariner 7 infrared spectrometer in the short-wavelength region (2-4 microns) is presented. The infrared spectra is correlated with images acquired by the wide-angle camera. Significant spectral variation is noted in the cap interior and regions of varying water frost abundance, CO2 ice/frost cover, and CO2-ice path length can be distinguished. Many of these spectral variations correlate with heterogeneity noted in the camera images, but certain significant infrared spectral variations are not discernible in the visible. Simple reflectance models are used to classify the observed spectral variations into four regions. Region I is at the cap edge, where there is enhanced absorption beyond 3 microns inferred to be caused by an increased abundance of water frost. The increase in water abundance over that in the interior is on the level of a few parts per thousand or less. Region II is the typical cap interior characterized by spectral features of CO2 ice at grain sizes of several millimeters to centimeters. These spectra also indicate the presence of water frost at the parts per thousand level. A third, unusual region (III), is defined by three spectra in which weak CO2 absorption features are as much as twice as strong as in the average cap spectra and are assumed to be caused by an increased path length in the CO2. Such large paths are inconsistent with the high reflectance in the visible and at 2.2 microns and suggest layered structures or deposition conditions that are not accounted for in current reflectance models. The final region (IV) is an area of thinning frost coverage or transparent ice well in the interior of the seasonal cap. These spectra are a combination of CO2 and ground signatures.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of Geophysical Research (ISSN 0148-0227); 99; E10; p. 21,143-21,152
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 60
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: We report new measurements of the sodium emission intensity seen in a line of sight just above the surface of the Moon. These data show a strong dependence on lunar phase. The emission intensity decreases from a maximum around first quarter (phase angle 90 deg) to very small values near full Moon (phase angle 0 deg). This suggests that the rate of sodium vapor production from the lunar surface is largest at the subsolar point and becomes small near the terminator. However, the sodium emission near full Moon falls below that which would be expected for solar photon-driven processes. Since the solar wind flux decreases substantially when the Moon enters the Earth's magnetotail near full Moon, while the global solar photon flux is undiminished, we suggest that solar wind sputtering is the dominant process for sodium production.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Geophysical Research Letters (ISSN 0094-8276); 21; 21; p. 2263-2266
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 61
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Infrared diffuse reflectance spectra (2.53-25 microns) of some carbonaceous (C) chondrites were measured. The integrated intensity of the absorption bands near 3 microns caused by hydrous minerals were compared with the modal content of hydrous minerals for the meteorites. The CM and CI chondrites show larger values of the intergated intensity than those of the unique C chondrites Y82162, Y86720 and B7904, suggesting that the amount of hydrous minerals in the CM and CI chondrites is larger, which supports the contention that hydrous minerals were dehydrated by thermal metamorphism in the unique chondrites. Orgueil (CI) has the largest value of the integrated intensity among the C chondrites we measured and shows a sharp absorption band at 3685/cm (2.71 microns) that is not seen in the spectra of the CM chondrites. There is an excellent correlation between the observed hydrogen content in C chondrites and the integrated intensity. The CM chondrites show a wide variation in the strength of absorption bands at 1470/cm (6.8 microns), despite the similarity in absorption features near 3 micron for all CM chondites. The 1470/cm band could be due to the presence of some hydrocarbons but may also be a result of terrestrial alteration processes.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Meteoritics (ISSN 0026-1114); 29; 6; p. 849-853
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 62
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Oxygen production from a lunar rock has been experimentally demonstrated for the first time. A 10 g sample of high-Ti basalt 70035 was reduced with hydrogen in seven experiments at temperatures of 900-1050 C and pressures of 14.7-150 psia. In all experiments, water evolution began almost immediately and was essentially complete in tens of minutes. Oxygen yields ranged from 2.93 to 4.61% of the starting sample weight, and showed weak dependence on temperature and pressure. Analysis of the solid samples demonstrated total reduction of Fe(2+) in ilmenite and small degrees of reduction in olivine and pyroxene. Ti O2 was also partially reduced to one or more suboxides. Data from these experiments provide a basis for predicting the yield of oxygen from lunar basalt as well as new constraints on natural reduction in the lunar regolith.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of Geophysical Research (ISSN 0148-0227); 99; E5; p. 10,887-10,897
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 63
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The ORBSIM program was developed for the accurate extraction of geophysical model parameters from Doppler radio tracking data acquired from orbiting planetary spacecraft. The model of the proposed planetary structure is used in a numerical integration of the spacecraft along simulated trajectories around the primary body. Using line of sight (LOS) Doppler residuals, ORBSIM applies fast and efficient modelling and optimization procedures which avoid the traditional complex dynamic reduction of data. ORBSIM produces quantitative geophysical results such as size, depth, and mass. ORBSIM has been used extensively to investigate topographic features on the Moon, Mars, and Venus. The program has proven particulary suitable for modelling gravitational anomalies and mascons. The basic observable for spacecraft-based gravity data is the Doppler frequency shift of a transponded radio signal. The time derivative of this signal carries information regarding the gravity field acting on the spacecraft in the LOS direction (the LOS direction being the path between the spacecraft and the receiving station, either Earth or another satellite). There are many dynamic factors taken into account: earth rotation, solar radiation, acceleration from planetary bodies, tracking station time and location adjustments, etc. The actual trajectories of the spacecraft are simulated using least squares fitted to conic motion. The theoretical Doppler readings from the simulated orbits are compared to actual Doppler observations and another least squares adjustment is made. ORBSIM has three modes of operation: trajectory simulation, optimization, and gravity modelling. In all cases, an initial gravity model of curved and/or flat disks, harmonics, and/or a force table are required input. ORBSIM is written in FORTRAN 77 for batch execution and has been implemented on a DEC VAX 11/780 computer operating under VMS. This program was released in 1985.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: NPO-16671
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 64
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: We report the discovery of a series of infrared absorption bands between 3600 and 3100/cm (2.8-3.2 micrometers) in the spectrum of Io. Individual narrow bands are detected at 3553, 3514.5, 3438, 3423, 3411.5, and 3401/cm (2.815, 2.845, 2.909, 2.921, 2.931, and 2.940 micrometers, respectively). The positions and relative strengths of these bands, and the difference of their absolute strengths between the leading and trailing faces of Io, indicate that they are due to SO2. The band at 3438/cm (2.909 micrometers) could potentially have a contribution from an additional molecular species. The existence of these bands in the spectrum of Io indicates that a substantial fraction of the SO2 on Io must reside in transparent ices having relatively large crystal sizes. The decrease in the continuum observed at the high frequency ends of the spectra is probably due to the low frequency side of the recently detected, strong 3590/cm (2.79 micrometer) feature. This band is likely due to the combination of a moderately strong SO2 band and an additional absorption from another molecular species, perhaps H2O isolated in SO2 at low concentrations. A broad (FWHM approximately = 40-60/cm), weak band is seen near 3160/cm (3.16 micrometers) and is consistent with the presence of small quantities of H2O isolated in SO2-rich ices. There is no evidence in the spectra for the presence of H2O vapor on Io. Thus, the spectra presented here neither provide unequivocal evidence for the presence of H2O on Io nor preclude it at the low concentrations suggested by past studies.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 110; 2; p. 292-302
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 65
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The magnetic field configuration-states of the magnetotails of the planets Uranus and Neptune are compared. Earth's case is also briefly treated, as well as some related aspects of the other three magnetic planets. In Uranus' case, due to the large tilt (59 deg) of the planet's magnetic dipole with respect to its spin axis and the unusual obliquity of that axis, the angle of attack (alpha) of the solar wind with respect to dipole alignment goes through all possible angles, 0 deg to 180 deg, yielding a very broad spectrum of configuration-states of its tail. Cases are discussed where the planetary magnetic dipole is either aligned with the Sun-planet-line ('pole-on' state) or perpendicular to it and some intermediate states, for both Uranus and Neptune. Only Uranus experiences the pole-on state, which next occurs in November 1999 (+/- 2 months); last year (1993.2) it had the first 'perpendicular' state since Voyager encounter which resembles Earth's case. Neptune never has a pole-on configuration, but it gets as close as alpha = 14 deg from it; the next occurrence is early in 2003. At Voyager encounter Neptune's magnetotail apparently rapidly migrated through a broad spectrum of field structures with near extreme states resembling an Earth-like case on the one hand and a cylindrically symmetric one on the other. Magnetopause 'openness' should dramatically change in terms of the rapidly changing angle of attack throughout a planetary day for these two planets, and this has important implications for their magnetotails. Any future manetospheric mission plans for Uranus or Neptune should take in to consideration the allowed range of values for alpha for the epoch of interest; this is especially of concern for Uranus which has a pole-on state, and all possible alphas, around the middle of 2014, 20 years from now.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Planetary and Space Science (ISSN 0032-0633); 42; 10; p. 847-857
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 66
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: We studied five new Antartic achondrites, MacAlpine Hills (MAC) 88177, Yamato (Y)74357, Y75274, Y791491 and Elephant Moraine (EET)84302 by mineralogical techniques to gain a better understanding of the mineral assemblages of a group of meteorites with an affinity to Lodran (stony-iron meteorite) and their formation processes. This group is being called lodranites. These meteorites contain major coarse-grained orthopyroxene (Opx) and olivine as in Lodran and variable amounts of FeNi metal and troilite etc. MAC88177 has more augite and less FeNi than Lodran; Y74357 has more olivine and contains minor augite; Y791491 contains in addition plagioclase. EET84302 has an Acapulco-like chondritic mineral assembladge and is enriched in FeNi metal and plagioclase, but one part is enriched in Opx and chromite. The EET84302 and MAC88177 Opx crystals have dusty cores as in Acapulco. EET84302 and Y75274 are more Mg-rich than other members of the lodranite group, and Y74357 is intermediate. Since these meteorites all have coarse-grained textures, similar major mineral assemblages, variable amounts of augite, plagioclase, FeNi metal, chromite and olivine, we suggest that they are related and are linked to a parent body with modified chondritic compositions. The variability of the abundances of these minerals are in line with a proposed model of the surface mineral assemblages of the S asteroids. The mineral assemblages can best be explained by differing degrees of loss or movements of lower temperature partial melts and recrystallization, and reduction. A portion of EET84302 rich in metal and plagioclase may represent a type of component removed from the lodranite group meteorites. Y791058 and Caddo County, which were studied for comparison, are plagioclase-rich silicate inclusions in IAB iron meteorites and may have been derived by similar process but in a different body.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Meteoritics (ISSN 0026-1114); 29; 6; p. 830-842
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 67
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: We have reduced high-titanium lunar mare soil and iron-rich lunar volcanic glass with hydrogen at temperatures of 900-1100 C. Ilmenite is the most reactive phase in the soil, exhibiting rapid and complete reduction at all temperatures. Ferrous iron in the glass is extensively reduced concurrent with partial crystallization. In both samples pyroxene and olivine undergo partial reduction along with chemical and mineralogical modifications. High-temperature reduction provides insight into the optical and chemical effects of lunar soil maturation, and places constraints on models of that process. Mare soil and volcanic glass are attractive feedstocks for lunar oxygen production, with achievable yields of 2-5 wt%.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of Geophysical Research (ISSN 0148-0227); 99; E11; p. 23,173-23,185
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 68
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Recently Brown et al. (1991) showed that Triton's internal heat source could amount to 5-20% of the absorbed insolation on Triton, thus significantly affecting volatile transport and atmospheric pressure. Subsequently, Kirk and Brown (1991a) used simple analytical models of the effect of internal heat on the distribution of volatiles on Triton's surface, confirming the speculation of Brown et al. that Triton's internal heat flow could strongly couple to the surface volatile distribution. To further explore this idea, we present numerical models of the permanent distribution of nitrogen ice on Triton that include the effects of sunlight, the two-dimensional distribution of internal heat flow, the coupling of internal heat flow to the surface distribution of nitrogen ice, and the finite viscosity of nitrogen ice. From these models we conclude that: (1) The strong vertical thermal gradient induced in Triton's polar caps by internal heat-flow facilitates viscous spreading to lower latitudes, thus opposing the poleward transport of volatiles by sunlight, and, for plausible viscosities and nitrogen inventories, producing permanent caps of considerable latitudinal extent; (2) It is probable that there is a strong coupling between the surface distribution of nitrogen ice on Triton and internal heat flow; (3) Asymmetries in the spatial distribution of Triton's heat flow, possibly driven by large-scale, volcanic activity or convection in Triton's interior, can result in permanent polar caps of unequal latitudinal extent, including the case of only one permanent polar cap; (4) Melting at the base of a permanent polar cap on Triton caused by internal heat flow can significantly enhance viscous spreading, and, as an alternative to the solid-state greenhouse mechanism proposed by Brown et al. (1990), could provide the necessary energy, fluids, and/or gases to drive Triton's geyser-like plumes; (5) The atmospheric collapse predicted to occur on Triton in the next 20 years (Spencer, 1990) may be plausibly avoided because of the large latitudinal extent expected for permanent polar caps on Triton.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of Geophysical Research (ISSN 0148-0227); 99; E1; p. 1695-1981
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 69
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Other Sources
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: In early 1994, the US will once again place a spacecraft in lunar orbit. Popularly called Clementine, this spacecraft will spend about two months mapping the Moon and then will travel on to encounter the near-Earth asteroid, 1620 Geographos. A brief description of the historical development of the mission; the lunar survey; Clementine's payload, equipment, and capabilties; and the encounter with Geographos is presented.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Sky and Telescope (ISSN 0037-6604); 87; 4; p. 38-39
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 70
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Jovis Tholus, Ulysses Patera, and Biblis Patera, three small volcanoes in the Tharsis area of Mars, provide important insight into the evolution of volcanism on Mars. All three are interpreted to be shield volcanoes, indicating that shield volcansim was present from the outset in Tharsis. Jovis Tholus is the least complex with simple repeated outpouring of lavas and caldera-forming events. Ulysses Patera is dominated by a giant caldera within which is a line of cinder cones or domes suggesting terminal stages of volcanism in which the magma had either significant volatiles or increased viscosity. Biblis Patera is characterized by nested calderas which have expanded by block faulting of the flank; it also exhibits lava flows erupted onto the flanks from events along concentric fractures. These shields are different from the younger Tharsis Montes shields only in terms of the volume of erupted material. The limited shield volume suggests that the magma source which fed the shields was rapidly depleted. The relatively large size ofthe calderas probably results from relatively large, shallow magma bodies rather than significant burial of the flanks by younger lavas. Eruption rates consistent with typical terrestrial basaltic eruptiuon rates suggest that these volcanoes were probably built over time spans of 10(exp 4) to 10(exp 5) years. Stratigraphic ages range from Early to Upper Hesperian; absolute ages range from 1.9 to 3.4 Ga.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 111; 1; p. 246-269
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 71
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Carbonate samples from the 8.9-Mt nuclear (near-surface explosion) crater, OAK, and a terrestrial impact crater, Meteor Crater, were analyzed for shock damage using electron paramagnetic resonance (EPR). Samples from below the OAK apparent crater floor were obtained from six boreholes, as well as ejecta recovered from the crater floor. The degree of shock damage in the carbonate material was assessed by comparing the sample spectra to the spectra of Solenhofen and Kaibab limestone, which had been skocked to known pressures. Analysis of the OAK Crater borehole samples has identified a thin zone of allocthonous highly shocked (10-13 GPa) carbonate material underneath the apparent crater floor. This approx. 5- to 15-m-thick zone occurs at a maximum depth of approx. 125 m below current seafloor at the borehole, sited at the initial position of the OAK explosive, and decreases in depth towards the apparent crater edge. Because this zone of allocthonous shocked rock delineates deformed rock below, and a breccia of mobilized sand and collapse debris above, it appears to outline the transient crater. The transient crater volume inferred in this way is found to by 3.2 +/- 0.2 times 10(exp 6)cu m, which is in good agreement with a volume of 5.3 times 10(exp 6)cu m inferred from gravity scaling of laboratory experiments. A layer of highly shocked material is also found near the surface outside the crater. The latter material could represent a fallout ejecta layer. The ejecta boulders recovered from the present crater floor experienced a range of shock pressures from approx. 0 to 15 GPa with the more heavily shocked samples all occurring between radii of 360 and approx. 600 m. Moreover, the fossil content, lithology and Sr isotopic composition all demonstrate that the initial position of the bulk of the heavily shocked rock ejecta sampled was originally near surface rock at initial depths in the 32 to 45-m depth (below sea level) range. The EPR technique is also sensitive to prehistoric shock damage. This is demonstrated by our study of shocked Kaibab limestone from the 49,000-year-old Meteor (Barringer) Crater Arizona.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of Geophysical Research (ISSN 0148-0227); 99; E3; p. 5,621-5,638
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 72
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: A search through cycle 1, 2, and 3 Magellan radar data covering 98% of the surface of Venus revealed very few dunes. Only two possible dune fields and several areas that may contain microdunes smaller than the resolution of the images (75 m) were identified. The Aglaonice dune field was identified in the cycle 1 images by the specular returns characteristic of dune faces oriented perpendicular to the radar illumination. Cycle 1 and 2 data of the Fortuna-Meshkenet dune field indicate that there has been no noticeable movement of the dunes over an 8-month period. The dunes, which are oriented both parallel and perpendicular to the radar illumination, appear to be dark features on a brighter substrate. Bright and dark patches that were visible in either cycle 1 or 2 data, but not both, allowed identification of several regions in the southern part of Venus that may contain microdunes. The microdunes are associated with several parabolic crater deposits in the region and are probably similar to those formed in wind tunnel experiments under Venus-like conditions. Bragg scattering and/or subpixel relfections from the near-normal face on asymmetric microdunes may account for these bright and dark patches. Look-angle effects and the lack of sufficient sand-size particles seem to be most likely reasons so few dunes were identified in Magellan data. Insufficient wind speeds, thinness of sand cover, and difficulty in identifying isolated dunes may also be contributors to the scarcity of dunes.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 112; 1; p. 282-295
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 73
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The Magellan and Pioneer Venus Orbiter radiometric tracking data sets have been combined to produce a 60th degree and order spherical harmonic gravity field. The Magellan data include the high-precision X-band gravity tracking from September 1992 to May 1993 and post-aerobraking data up to January 5, 1994. Gravity models are presented from the application of Kaula's power rule for Venus and an alternative a priori method using surface accelerations. Results are given as vertical gravity acceleration at the reference surface, geoid, vertical Bouguer, and vertical isostatic maps with errors for the vertical gravity and geoid maps included. Correlation of the gravity with topography for the different models is also discussed.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 112; 1; p. 42-54
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 74
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Other Sources
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The joule dissipation inside flux ropes in Venus' ionosphere is so great that they must be formed near, and maintained at, the place where they are observed. Thus ropes are not formed by a Kelvin-Helmholtz instability of the ionopause. The hypothesis that ropes may be formed by the dynamo action of internal gravity waves in Venus' thermosphere (Luhmann and Elphic, 1985; Cole, 1993) is strengthened by discussion of a magnetic evolution equation which includes neutral air motion. However, the dynamo process would work only at altitudes at which v(sub in) is greater than or equal to omega(sub i). At altitudes or parts of a rope where v(sub in) is much less than omega(sub i), the process does not work. A solar wind dynamo is therefore examined to account for the ropes. Thereby a major new heat source for ions of the Venus ionosphere associated with the ropes is uncovered.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of Geophysical Research (ISSN 0148-0227); 99; A8; p. 14,951-14,958
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 75
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Analysis of CCD images of Triton obtained with the 1.5-m telescope on Palomar Mountain shows that in the time period surrounding the Voyager 2 encounter with the satellite (1985-1990), no changes in the satellite's visual albedo or color occurred. The published observations of Triton in the 0.35- to 0.60-micrometer spectral region obtained between 1950 and 1990 were reanalyzed to detect historical variability in both its albedo and visual color. Analysis of the photometry indicates that there is little, if any, change in Triton's visual geometric albedo. This result is consistent with the albedo pattern observed by Voyager and the change in sub-Earth latitude. Two distinct types of color changes are evident: a significant secular increase in the blue region of the visual spectrum since at least the 1950s, and the reported dramatic reddening of Triton's spectrum in the late 1970s. The latter change can be explained only by a short-lived geological phenomenon. Triton's changing pole orientation with respect to a terrestrial observer cannot explain the secular color changes. These changes imply volatile transport on a global scale on Triton's surface during the past 4 decades. We present two models which show that either removal of a red volatile from Triton's polar cap or deposition of a blue volatile in the equatorial regions can explain the secular color changes. A third possibility is that the changes are the result of the alpha-beta phase transition of nitrogen and subsequent fracturing of the polar cap region (N. S. Duxbury and R. H. Brown (1993).
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Icarus (ISSN 0019-1035); 110; 2; p. 303-314
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 76
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Neodymium, stontium, and chromium isotopic studies of the LEW86010 angrite established its absolute age and the formation interval between its crystallization and condensation of Allende CAIs from the solar nebula. Pyroxene and phosphate were found to contain approximately 8% of its Sm and Nd inventory. A conventional Sm-147-Nd-143 isochron yielded an age of 4.53 +/- 0.04 Ga (2 sigma and Epsilon(sub Nd sup 143)) = 0.45 +/- 1.1. An Sm-146-Nd-142 isochron gives initial Sm-146/Sm-144 = 0.0076 +/- 0.0009 and Epsilon (sub Nd sup 142) = -2.5 +/- 0.4. The Rb-Sr analyses give initial Sr-87/Sr-86 Iota(sub Sr sup 87) = 0.698972 +/- 8 and 0.698970 +/- 18 for LEW and ADOR, respectively, relative to Sr-87/Sr-86 = 0.71025 for NBS987. The difference, Delta Iota(sub Sr Sup 87), between Iota (sub sr sup 87) for the angrites and literature values for Allende CAIs, corresponds to approximately Ma of growth in a solar nebula with a CI chondrite value of Rb-87/Sr-86 = 0.91, or approximately 5 Ma in a nebula with solar photospheric Rb-87/Sr-86 = 1.51. Excess Cr-53 from extinct Mn-53(t(sub 1/2) = 3.7 Ma)in LEW86010 corresponds to initial Mn-53/Mn-55 = 4.4 +/- 1.0 x 10(exp -5) for the inclusions as previously reported by the Paris group (Birck and Allegre, 1988). The Sm-146/Sm-144 value found for LEW86010 corresponds to solar system initial (Sm-146/Sm-144) = 0.0080 +/- 0.0009 for crystallization 8 Ma after Allende, the difference between Pb-Pb ages of angrites and Allende, or 0.0086 +/- 0.0009 for crystallation 18 Ma after Allende, using the Mn-Cr formation interval. The isotopic data are discussed in the context of a model in which an undifferentiated 'chondritic' parent body formed from the solar nebula approximately Ma after Allende CAIs and subsequently underwent differentiation accompanied by loss of volatiles. Parent bodies with Rb/Sr similar to that of CI, CM, or CO chondrites could satisfy the Cr and Sr isotopic systematics. If the angrite parent body had Rb/Sr similar to that of CV meteorites, it would have to form slightly later, approximately 2.6 Ma after the CAIs, to satisfy the Sr and CR isotopic systematics.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Meteoritics (ISSN 0026-1114); 29; 6; p. 872-885
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 77
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The diagnostic analysis of numerical simulations of the Venus/Titan wind regime reveals an overlooked constraint upon the latitudinal structure of their zonal-mean angular momentum. The numerical experiments, as well as the limited planetary observations, are approximately consistent with the hypothesis that within the latitudes bounded by the wind maxima the total Ertel potential vorticity associated with the zonal-mean motion is approximately well mixed with respect to the neutral equatorial value for a stable circulation. The implied latitudinal profile of angular momentum is of the form M equal to or less than M(sub e)(cos lambda)(exp 2/Ri), where lambda is the latitude and Ri the local Richardson number, generally intermediate between the two extremes of uniform angular momentum (Ri approaches infinity) and uniform angular velocity (Ri = 1). The full range of angular momentum profile variation appears to be realized within the observed meridional - vertical structure of the Venus atmosphere, at least crudely approaching the implied relationship between stratification and zonal velocity there. While not itself indicative of a particular eddy mechanism or specific to atmospheric superrotation, the zero potential vorticity (ZPV) constraint represents a limiting bound for the eddy - mean flow adjustment of a neutrally stable baroclinic circulation and may be usefully applied to the diagnostic analysis of future remote sounding and in situ measurements from planetary spacecraft.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Journal of the Atmospheric Sciences (ISSN 0022-4928); 51; 5; p. 694-702
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 78
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: We analyzed ropy glasses from Apollo 12 soils 12032 and 12033 by a variety of techniques including SEM/EDX, electron microprobe analysis, INAA, and Ar-39-Ar-40 age dating. The ropy glasses have potassium rare earth elements phosphorous (KREEP)-like compositions different from those of local Apollo 12 mare soils; it is likely that the ropy glasses are of exotic origin. Mixing calculations indicate that the ropy glasses formed from a liquid enriched in KREEP and that the ropy glass liquid also contained a significant amount of mare material. The presence of solar Ar and a trace of regolith-derived glass within the ropy glasses are evidence that the ropy glasses contain a small regolith component. Anorthosite and crystalline breccia (KREEP) clasts occur in some ropy glasses. We also found within these glasses clasts of felsite (fine-grained granitic fragments) very similar in texture and composition to the larger Apollo 12 felsites, which have a Ar-39-Ar-40 degassing age of 800 +/- 15 Ma. Measurements of 39-Ar-40-Ar in 12032 ropy glass indicate that it was degassed at the same time as the large felsite although the ropy glass was not completely degassed. The ropy glasses and felsites, therefore, probably came from the same source. Most early investigators suggested that the Apollo 12 ropy glasses were part of the ejecta deposited at the Apollo 12 site from the Copernicus impact. Our new data reinforce this model. If these ropy glasses are from Copernicus, they provide new clues to the nature of the target material at the Copernicus site, a part of the Moon that has not been sampled directly.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Meteoritics (ISSN 0026-1114); 29; 3; p. 323-333
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 79
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: On 1992 August 14 at 12:40 UTC, an ordinary chondrite of type L5/6 entered the atmosphere over Mbale, Uganda, broke up, and caused a strewn field of size 3 x 7 km. Shortly after the fall, an expedition gathered eye witness accounts and located the position of 48 impacts of masses between 0.19 and 27.4 kg. Short-lived radionuclide data were measured for two specimens, one of which was only 12 days after the fall. Subsequent recoveries of fragements has resulted in a total of 863 mass estimates by 1993 October. The surfaces of all fragments contain fusion crust. The meteorite shower caused some minor inconveniences. Most remarkably, a young boy was hit on the head by a small specimen. The data interpreted as to indicate that the meteorite had an initial mass between 400-1000 kg (most likely approximately 1000 kg) and approached Mbale from AZ = 185 +/- 15, H = 55 +/- 15, and V(sub infinity) = 13.5 +/- 1.5/s. Orbital elements are given. Fragmentation of the initial mass started probably above 25 km altitude, but the final catastrophic breakup occurred at an altitude of 10-14 km. An estimated 190 +/- 40 kg reached the Earth's surface minutes after the final breakup of which 150 kg of material has been recovered.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Meteoritics (ISSN 0026-1114); 29; 2; p. 246-254
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 80
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: Observations of molten mid-ocean ridge basalt (MORB)-molybdenum (Mo) interactions produced by shock experiments provide insight into impact and differentiation processes involving metal-silicate partitioning. Analysis of fragments recovered from experiments (achieving MORB liquid shock pressures from 0.8 to 6 GPa) revealed significant changes in the composition of the MORB and Mo due to reaction of the silicate and metal liquids on a short time scale (less than 13 s). The FeO concentration of the shocked liquid decreases systematically with increasing pressure. In fact, the most highly shocked liquid (6 GPa) contains only 0.1 wt% FeO compared to an initial concentration of 9 wt% in the MORB. We infer from the presence of micrometer-sized Fe-, Si- and Mo-rich metallic spheres in the shocked glass that the Fe and Si oxides in the MORB were reduced in an estimated oxygen fugacity of 10(exp -17) bar and subsequently alloyed with the Mo. The in-situ reduction of FeO in the shocked molten basalt implies that shock-induced reduction of impact melt should be considered a viable mechanism for the formation of metallic phases. Similar metallic phases may form during impact accretion of planets and in impacted material found on the lunar surface and near terrestrial impact craters. In particular, the minute, isolated Fe particles found in lunar soils may have formed by such a process. Furthermore, the metallic spheres within the shocked glass have a globular texture similar to the textures of metallic spheroids from lunar samples and the estimated, slow cooling rate of less than or equal to 140 C/s for our spheres is consistent with the interpretation that the lunar spheroids formed by slow cooling within a melted target.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Earth and Planetary Science Letters (ISSN 0012-821X); 122; 1/2; p. 71-88
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 81
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: We propose a new type of telescope designed specifically for the lunar environment of high vacuum and low temperature. Large area UV-Visible-IR telescope arrays can be built with ultra-light-weight replica optics. High T(sub c) superconductors provide support, steering, and positioning. Advantages of this approach are light-weight payload compatible with existing launch vehicles, configurable large area optical arrays, no excavation or heavy construction, and frictionless electronically controlled mechanisms. We have built a prototype and will be demonstarting some of its working characteristics.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Advances in Space Research (ISSN 0273-1177); 14; 6; p. (6)137
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 82
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The ultimate imaging resolution in the UV and photometric precision achievable with a small (less than 1-meter) telescope located on the Moon is considered. The imaging resolution and photometric precision that might be practically achieved when the effects of the Lunar environment and equipment limitations are accounted for is then suggested. Finally, the practicality of soft landing such a telescope on the moon is considered, along with suggestions of how it might be directly controlled by using astronomers without any significant permanent staff.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Advances in Space Research (ISSN 0273-1177); 14; 6; p. (6)115
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 83
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Other Sources
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The 21st century is likely to see the start of the manned exploration and settlement of the inner solar system. NASA's plans for this endeavor are focused upon the Space Exploration Initiative which calls for a return to the Moon, to stay, followed by manned missions to Mars. To execute these missions safely provides solar physics with both a challenge and an opportunity. As the past solar maximum has clearly demonstrated, the Sun, through the solar flare process, is capable of generating and accelerating to high energies large fluxes of protons whose cumulative dose to unprotected astronauts can be fatal. It will be the responsibility of solar physicists to develop an accurate physical description of the mechanisms of flare energy storage and release, and of particle acceleration and propagation through interplanetary space upon which to base a sound method of flare and energetic particle prediction.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Advances in Space Research (ISSN 0273-1177); 14; 6; p. (6)33-(6)42
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 84
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Other Sources
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: The Space Exploration Initiative presents an opportunity to construct astronomical telescopes on the Moon using the infrastructure provided by the lunar outpost. Small automatically deployed telescopes can be carried on the survey missions, be deployed on the lunar surface and be operated remotely from the Earth. Possibilities for early, small optical telescopes are a zenith pointed transit telescope, a student telescope, and a 0.5 to 1 meter automatic, fully steerable telescope. After the lunar outpost is established the lunar interferometers will be constructed in an evolutionary fashion. There are three lunar interferometers which have been studied. The most ambitious is the optical interferometer with a 1 to 2 -km baseline and seven 1.5 aperture elements arranged in a 'Y' configuration with a central beam combiner. The Submillimeter interferometer would use seven, 5-m reflectors in a 'Y' or circular configuration with a 1-km baseline. The Very Low Frequency (VLF) array would operate below 30 mHz with as many as 100 elements and a 200-km baseline.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Advances in Space Research (ISSN 0273-1177); 14; 6; p. (6)123-(6)127
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 85
    Publication Date: 2011-08-24
    Description: An observational approach to Planetary Sciences and exploration from Earth applies to a quite limited number of targets, but most of these are spatially complex, and exhibit variability and evolution on a number of temporal scales which lie within the scope of possible observations. Advancing our understanding of the underlying physics requires the study of interactions between the various elements of such systems, and also requires study of the comparative response of both a given object to various conditions and of comparable objects to similar conditions. These studies are best conducted in 'campaigns', i.e. comprehensive programs combining simultaneous coherent observations of every interacting piece of the puzzle. The requirements include both imaging and spectroscopy over a wide spectral range, from UV to IR. While temporal simultaneity of operation in various modes is a key feature, these observations are also conducted over extended periods of time. The moon is a prime site offering long unbroken observation times and high positional stability, observations at small angular separation from the sun, comparative studies of planet Earth, and valuable technical advantages. A lunar observatory should become a central piece of any coherent set of planetary missions, supplying in-situ explorations with the synoptic and comparative data necessary for proper advance planning, correlative observations during the active exploratory phase, and follow-up studies of the target body or of related objects.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Advances in Space Research (ISSN 0273-1177); 14; 6; p. (6)143-(6)158
    Format: text
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 86
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: Knowledge of the gravitation field, in combination with surface topography, provides one of the principal means of inferring the internal structure of a planetary body. Previous analyses of the lunar gravitational field have been based on data from the Lunar Orbiters, the Apollo subsatellites, and the low altitude passes of the Apollo spacecraft. Recently, Konopliv et al. have reanalyzed all available Lunar Orbiter and Apollo subsatellite tracking data, producing a 60th degree and order solution. In preparation for the Clementine Mission to the Moon, we have also initiated a reanalysis of the Lunar Orbiter and Apollo subsatellite data. Our reanalysis takes advantage of advanced force and measurement modeling techniques as well as modern computational facilities. We applied the least squares collocation technique which stabilizes the behavior of the solution and high degree and order. The extension of the size of the field reduces the aliasing coming from the omitted portion of the gravitational field. This is especially important for the analysis of the tracking data from the Lunar Orbiters, as the periapse heights frequently ranged from 50 to 100 km.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 2: H-O; p 791-792
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 87
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: The 108 photons of the Martian He 584 A airglow detected by the Extreme Ultraviolet Explorer satellite during a two-day exposure (22-23 Jan. 1993) correspond to the effective disk average intensity of 43 (+/-) 10 Rayleigh. Radiative transfer calculations, using a model atmosphere appropriate to the conditions of the observation and having an exospheric temperature of 210 (+/-) 20 K, result in an He mixing ratio of 1.1 (+/-) 0.4 ppm in the lower atmosphere. Nonthermal escape of helium is due to the following: electron impact ionization and pickup of He(+) by the solar wind; collisions with hot oxygen atoms; and charge exchange with molecular species with corresponding column loss rates of 1.4 x 10(exp 5), 3 x 10(exp 4), and 7 x 10(exp 3) cm(exp -2)s(exp -1), respectively. The lifetime of helium on Mars is 5 x 10(exp 4) yr. The He outgassing rate, coupled with the Ar-40 atmospheric abundance and with the K:U:Th ratio measured in the surface rocks, is used as input to a simple two-reservoir degassing model which presumes the loss of all argon accumulated in the atmosphere during the first Byr by large-scale impacts. The model results in total planet mass ratios of 10(exp -5) g/g for K, 2.3 x 10(exp -9) g/g for U, 8.5 x 10(exp -9) g/g for Th, 4 x 10(exp -10) g/g for He, and 1.5 x 10(exp -9) g/g for Ar-40. The predicted radiogenic heat flux is 2 erg cm(exp -2)s(exp -1). Similar modeling for Venus results in total plant mass ratios of 4.7 x 10(exp -5) g/g for K, 6.7 x 10(exp -9) g/g for U, 2.2 x 10(exp -8) g/g for Th, 1.3 x 10(exp -9) for He, 6.7 x 10(exp -9) g/g for Ar-40, and a radiogenic heat flux of 15 erg cm(exp -2)s(exp -1). The implications of these results are discussed. The modeling shows that the radioactive elements were not distributed uniformly in the protoplanetary nebula, and their relative abundances differ very much in the terrestrial planets.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 2: H-O; p 749-750
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 88
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: Very small variations in Nd-142 abundance in SNC meteorites lunar basalts, and a terrestrial supracrustal rock, have been attributed to the decay of 103 Ma Sm-146 initially present in basalt source regions in varying abundances as a result of planetary differentiation. We previously interpreted variations in Nd-142 abundances in two Apollo 17 high-Ti basalts, three Apollo 12 low-Ti basalts, and two KREEP basalts as defining an isochron giving a formation interval of approximately 94 Ma for the lunar mantle. Here we report new data for a third Apollo 17 high-Ti basalt, two Apollo 15 low-Ti basalts, the VLT basaltic lunar meteorite A881757 (formerly Asuka 31), basalt-like KREEP impact melt rocks 14310 and 14078, and three terrestrial rock standards. Those lunar samples which were not exposed to large lunar surface thermal neutron fluences yield a revised mantle formation interval of 237 +/- 64 Ma.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 2: H-O; p 1017-1018
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 89
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: Agglutinitic glass contains much of the reduced Fe in lunar soils, and it contributes to the modification of reflectance spectra from lunar soils. Previous work has shown that agglutinitic glass can be compositionally heterogeneous, but the scale of these heterogeneities is not well known. In addition, few data are available on the characteristics of the inclusions in agglutinitic glass. Here we report on our preliminary transmission electron microscope (TEM) examination of agglutinitic glass fragments from the Apollo 11 soil 10084.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 2: H-O; p 685-686
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 90
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: Periodic Comet Shoemaker/Levy 9 will impact Jupiter in late July 1994. The comet, which broke into more than 20 telescopically detectable fragments when it passed with the Roche lobe of Jupiter on July 8, 1992, is captured in a highly eccentric orbit about Jupiter. The 21 recognized nuclei will be spread out in a train of the order 7 x 10(exp 6) km long at the time of impact, and the impacts will be spread in time over about 5 1/2 days centered on about July 21.2 UT. In addition to the train of recognized bright nuclei, the comet consists of 'wings' of unresolved bodies that are the source of a very broad composite dust tail. The linear extent of the wings is about an order of magnitude greater than that of the train of recognized discrete nuclei. Collision of the wings will be spread in time over several months. Thus the impact of P/S-L 9 with Jupiter will be an event of appreciable duration.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Houston Univ., New Developments Regarding the KT Event and Other Catastrophes in Earth History; p 113-114
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 91
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: Approximately 950 impact craters have been identified on the surface of Venus, mainly in Magellan radar images. From a combination of Earth-based Arecibo, Venera 15/1, and Magellan radar images, we have interpreted 72 as unequivocal peak-ring craters and four as multiringed basins. The morphological and structural preservation of these craters is high owing to the low level of geologic activity on the venusian surface (which is in some ways similar to the terrestrial benthic environment). Thus these craters should prove crucial to understanding the mechanics of ringed crater formation. They are also the most direct analogs for craters formed on the Earth in Phanerozoic time, such as Chicxulub. We summarize our findings to date concerning these structures.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Houston Univ., New Developments Regarding the KT Event and Other Catastrophes in Earth History; p 81-82
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 92
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: We propose sending a balloon-borne UV photometer sensor package to measure atmospheric ozone on Mars, and this package could be a Discovery Program sensor candidate. Past measurements of ozone on Mars are highly uncertain, perhaps a factor of 3 or so uncertain, due primarily to interference and masking by cloud and dust. In-situ balloon measurements would avoid these problems, and would provide 'ground truth' which remote sensing techniques cannot. We have explored this approach to measure ozone abundance in the terrestrial stratosphere with a balloon-borne UV absorption photometer. Atmospheric pressures and temperatures and ozone concentrations near the surface of Mars are similar to those in the terrestrial stratosphere.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Reanalysis of Mariner 9 UV Spectrometer Data for Ozone, Cloud, and Dust Abundances, and Their Interaction Over Climate Timescales; 1 p
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 93
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: An integrated moon program has often been proposed as a logical next step for today's space efforts. In the context of preparing for the possibility of launching a moon program, the European Space Agency is currently conducting an internal study effort which is focusing on the assessment of key technologies. Current thinking has this moon program organized into four phases. Phase 1 will deal with lunar resource exploration. The goal would be to produce a complete chemical inventory of the moon, including oxygen, water, other volatiles, carbon, silicon, and other resources. Phase 2 will establish a permanent robotic presence on the moon via a number of landers and surface rovers. Phase 3 will extend the second phase and concentrate on the use and exploitation of local lunar resources. Phase 4 will be the establishment of a first human outpost. Some preliminary work such as the building of the outpost and the installation of scientific equipment will be done by unmanned systems before a human crew is sent to the moon.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: JPL, Third International Symposium on Artificial Intelligence, Robotics, and Automation for Space 1994; p 269-273
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 94
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: This paper describes a path planning method for planetary rovers to search for paths on planetary surfaces. The planetary rover is required to travel safely over a long distance for many days over unfamiliar terrain. Hence it is very important how planetary rovers process sensory information in order to understand the planetary environment and to make decisions based on that information. As a new data structure for informational mapping, an extended elevation map (EEM) has been introduced, which includes the effect of the size of the rover. The proposed path planning can be conducted in such a way as if the rover were a point while the size of the rover is automatically taken into account. The validity of the proposed methods is verified by computer simulations.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: JPL, Third International Symposium on Artificial Intelligence, Robotics, and Automation for Space 1994; p 87-90
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 95
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: The development of fractures at regular length scales is a widespread feature of Venusian tectonics. Models of lithospheric deformation under extension based on non-Newtonian viscous flow and brittle-plastic flow develop localized failure at preferred wavelengths that depend on lithospheric thickness and stratification. The characteristic wavelengths seen in rift zones and tessera can therefore provide constraints on crustal and thermal structure. Analytic solutions were obtained for growth rates in infinitesimal perturbations imposed on a one-dimensional, layered rheology. Brittle layers were approximated by perfectly-plastic, uniform strength, overlying ductile layers exhibiting thermally-activated power-law creep. This study investigates the formation of faults under finite amounts of extension, employing a finite-element approach. Our model incorporates non-linear viscous rheology and a Coulomb failure envelope. An initial perturbation in crustal thickness gives rise to necking instabilities. A small amount of velocity weakening serves to localize deformation into planar regions of high strain rate. Such planes are analogous to normal faults seen in terrestrial rift zones. These 'faults' evolve to low angle under finite extension. Fault spacing, orientation and location, and the depth to the brittle-ductile transition, depend in a complex way on lateral variations in crustal thickness. In general, we find that multiple wavelengths of deformation can arise from the interaction of crustal and mantle lithosphere.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 2: H-O; p 993-994
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 96
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: A coupled problem of diffusion and condensation is solved for the H2SO4-H2O system in Venus' cloud layer. The position of the lower cloud boundary, profiles of the H2O and H2SO vapor mixing ratios, and of the H2O/H2SO4 ratio of sulfuric acid aerosol and its flux are calculated as functions of the column photochemical production rate of sulfuric acid. Variations of the lower cloud boundary are considered. Our basic model, which is constrained to yield f(sub H2O)(30km) = 30 ppm, predicts the position of the lower cloud boundary at 48.4 km coinciding with the mean Pioneer Venus value, the peak H2SO4 mixing ratio of 5.4 ppm, and the H2SO4 production rate phi(sub H2SO4) = 2.2 x 10(exp 12) cm(exp -2)s(exp -1).
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 2: H-O; p 747-748
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 97
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: Based on the conservation of chemical elements in chemical reactions, a rule is proved that the number of boundary conditions given by densities and/or non-zero velocities should not be less than the number of chemical elements in the system, and the components given by densities and velocities should include all elements in the system. Applications of this rule to Mars are considered. It is proved that a problem of CO2-H2O chemistry in the lower and middle atmosphere of Mars, say, in the range of 0-80 km does not have an unique solution, if only CO2 and H2O densities are given at the lower boundary, while all other boundary conditions are fluxes. Two models of this type are discussed. These models fit the same boundary conditions, are balanced with a relative uncertainty of 10(exp -4) for H2, and predict the O2, CO, and H2 mixing ratios which differ by order of magnitude. One more species density, e.g. that of O2, should be specified at the boundary to obtain the unique solution. The situation is better if the upper boundary is extended to the exobase where thermal escape velocities of H and H2 can be specified. However, in this case, either oxygen nonthermal escape rate or the O2 density at the surface should be given as the boundary condition. Two models of Mars' photochemistry, with and without nitrogen chemistry, are considered. The oxygen nonthermal escape rate of 1.2 x 10(exp 8) cm(exp -2) s(exp -1) is given at 240 km and is balanced with the total hydrogen escape rate within uncertainty of 1 percent for both models. Both models fit the measured O2 and CO mixing ratios, the O3 line absorption at 9.6 microns, and the O2 1.27 microns dayglow within the uncertainties of the measured values; although, the model without nitrogen chemistry fits better.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 2: H-O; p 745
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 98
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: Mid-infrared spectroscopic observations of the surface of Mercury are reported for the wavelength range 7.3 to 13.5 microns. The observed spectral radiance emanated from equatorial and low latitude regions between 110-130 deg Mercurian longitude. The area is primarily an intercrater plain. The spectra show distinct and recognizable features, the principal Christiansen emission peak being the most prominent. The Christiansen feature strongly suggests the presence of plagioclase (Ca,Na)(Al,Si)AlSi2O8, (in particular labradorite: Ab(50) - Ab(30)). In addition we have studied the effects of thermal gradients to gain insight into the effects of thermal conditions on the spectral radiance of rock samples. This simulates the thermophysical effects as the rotating surface of Mercury is alternately heated and cooled. The spectral features of the samples are retained; however, the relative and absolute amplitudes vary as illustrated by laboratory reflectance and emittance spectra from quartzite.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 2: H-O; p 739-740
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 99
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: Given the absence of ground truth information on seismic structure, heat flow, and rock strength, or short wavelength gravity or magnetic data for Venus, information on the thermal, mechanical and compositional nature of the shallow interior must be obtained by indirect methods. Using pre-Magellan data, theoretical models constrained by the depths of impact craters and the length scales of tectonic features yielded estimates on the thickness of Venus' brittle-elastic lithosphere and the allowable range of crustal thickness and surface thermal gradient. The purpose of this study is to revisit the question of the shallow structure of Venus based on Magellan observations of the surface and recent experiments that address Venus' crustal rheology.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 3: P-Z; p 1575-1576
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 100
    Publication Date: 2013-08-31
    Description: An outstanding question relevant to understanding the tectonics of Venus is the mechanism of formation of fold and thrust belts, such as the mountain belts that surround Lakshmi Planum in western Ishtar Terra. These structures are typically long (hundreds of km) and narrow (many tens of km), and are often located at the margins of relatively high (km-scale) topographic rises. Previous studies have attempted to explain fold and thrust belts in various areas of Venus in the context of viscous and brittle wedge theory. However, while wedge theory can explain the change in elevation from the rise to the adjacent lowland, it fails to account for a fundamental aspect of the deformation, i.e., the topographic high at the edge of the rise. In this study we quantitatively explore the hypothesis that fold and thrust belt morphology on Venus can alternatively be explained by horizontal shortening of a lithosphere that is laterally heterogeneous, due either to a change in thickness of the lithosphere or the crust. Lateral heterogeneities in lithosphere structure may arise in response to thermal thinning or extensive faulting, while variations in crustal thickness may arise due to either spatially variable melting of mantle material or by horizontal shortening of the crust. In a variable thickness lithosphere or crust that is horizontally shortened, deformation will tend to localize in the vicinity of thickness heterogeneity, resulting in a higher component of dynamic topography there as compared to elsewhere in the shortening lithosphere. This mechanism may thus provide a simple explanation for the topographic high at the edge of the rise.
    Keywords: LUNAR AND PLANETARY EXPLORATION
    Type: Lunar and Planetary Inst., The Twenty-Fifth Lunar and Planetary Science Conference. Part 3: P-Z; p 1577-1578
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
Close ⊗
This website uses cookies and the analysis tool Matomo. More information can be found here...