ALBERT

Beschreibung: Various stages of tropical weathering are described using a number of examples of red soil formation derived from rift basalts in Burundi and laterite bauxites from plateau basalts of South Vietnam. The phenomena of decomposition of primary minerals are comparable in the two regions. Fine-grained montmorillonites, kaolinites, halloysites and hematite were formed during an initial stage of weathering. The two generations of kaolinites, goethites and gibbsites are the main products of a more intense stage of weathering. The gradients of chemical activities in the micro-environment (surfaces of grains, pores, microfissures) seem to be the controlling factors of weathering.

Beschreibung: Im letzten Viertel des 19. Jahrhunderts ·entstanden auf dem Potsdamer Telegrafenberg ein astrophysikalisches und ein meteorologisch-geomagnetisches Observatorium sowie ein geodätisches Institut.Die Bedeutung dieser schon bald nach ihrer Gründung weltbekannten Einrichtungen für die deutsche und internationale Polarforschung wird anhand von ausgewählten Beispielen verdeutlicht.

Beschreibung: Protium Pullei Swart n.sp. Arbor circ. 12 m alta. Ramuli robusti 4 mm diam. teretes glabri fusci lenticellis oblongis ferrugineis muniti. Folia trifoliolata 17 (16—21) cm longa glabra, petiolis robustis semiteretibus 4.5 cm longis basi incrassatis demum transverse rimosis, petiolulis semiteretibus robustis utrinque subincrassatis 1 cm longis sed terminalibus 2.25 cm longis, foliolis oblongo-ellipticis II (7.5—13) cm longis 5 (3.75—5.5) cm latis, apice abruptius acuminatis, acumine sublineari 8 (5—10) mm longo 2.5 (2—3) mm lato, basi cuneata, margine integro, coriaceis utrinque nitidis laevibus supra glaucescentis infra viridis, nervis secundariis utrinque II, nervis prim. et sec. utrinque prominentibus. Inflorescendae axillares breves pauce ramosae pauciflorae circ. 1 cm longae. Ramuli teretes striati cum pedicellis teretibus flore aequilongis bracteis bracteolisque triangularibus obtusis densiuscule puberulis. Flores 5-meri glabri. Calyx cupuliformis lobis oblongo-triangularibus acutis tubo aequilongis. Petala valvata oblongo-triangularia acuto apiculo inflexo carnosa. Stamina 10. Discus 10-lobis glaber. Pistillum glabrum, ovario late ovoideo stigmate 5-lobo coronato. Type: Maguire 24784 in herb. NY, 17 Sept. 1944, Suriname, Tafelberg, mixed transition high-low bush, 5 km S.W. of Savanna I.

Beschreibung: Zeer geachte Toehoorderessen en Toehoorders, Bij het beginnen van een wetenschappelijk onderzoek zal meestal degene die zich daaraan gezet heeft, allereerst het antwoord dienen te vinden op enkele fundamentele vragen. Zijn deze primaire vragen beantwoord, dan is de weg gebaand voor verder onderzoek en voor algemene theoretische beschouwingen. Deze fundamentele vragen zijn echter niet voor elke onderzoeker en ook niet voor elk onderzoek in een zelfde tak van wetenschap steeds gelijk. Dit hangt af van vele factoren, zoals: uiteindelijk doel van de studie, aard van het materiaal, geaardheid vooral van de onderzoeker, enz. Vandaag wil ik met U behandelen de hoofdvragen, die zich bij mij, voor de aan mij toevertrouwde onderdelen van de botanie steeds op de voorgrond plaatsen en de wijze waarop ik die beantwoorden pleeg te interpreteren voor het verdere onderzoek. Hierdoor zal ik tevens de gelegenheid hebben, om aan te stippen in welke richting wij op het gebied van de bijzondere plantkunde en de plantengeografie nog onderzoekingen kunnen verrichten, die ons inzicht in het geheel aanmerkelijk kunnen verruimen. Voor ik met mijn eigenlijke onderwerp begin, moet ik toch iets zeggen over wat „bijzondere plantkunde” is. Ik zal er niet te veel over uitweiden, daar, zoals Koningsberger en Reinders in het voorwoord van het eerste deel van het Leerboek der Algemeene Plantkunde terecht opmerken, de scheiding tussen „algemene” en „bijzondere” plantkunde uiteraard onscherp is. Volgens de letter van de gebruikelijke terminologie zou eigenlijk alles wat niet „algemeen” is thuis horen onder de bijzondere plantkunde. Zover wil ik niet gaan, want dat zou mijn taak wel heel omvangrijk maken en afgezien van het feit dat het buiten mijn kunnen zou komen te vallen, denk ik ook dat mijn collega voor de algemene plantkunde ernstige bezwaren zou maken indien ik datgene van de plantenphysiologie dat zeker niet algemeen is te noemen, voor mijzelf zou gaan opeisen. Ik wil daarom beginnen de physiologie, hoe bijzonder deze hier en daar ook moge zijn, maar onmiddellijk in zijn geheel bij de algemene plantkunde te plaatsen. Voor de rest zou ik mijn bovengenoemde definitie, dus „bijzonder” is alles wat niet „algemeen” is, in grote trekken willen volgen, met dien verstande dat ik mij natuurlijk wil houden aan de veelal gebruikelijke taakverdeling, zodat b.v. de „algemene” morphologie en anatomie van de Angiospermen, die in feite in het plantenrijk als geheel, „bijzonder” is, bij de „algemene plantkunde” wordt ondergebracht. De speciale en vergelijkende morphologie van deze groep reken ik echter zeer zeker tot de mij toegewezen tak van wetenschap. Ook de afgrenzing met de genetica is niet scherp. Indien men elk onderzoek waarbij niet uitsluitend op het phaenotype maar ook op het genotype gelet wordt, tot de genetica wil rekenen, dan zal de betrekkelijk jonge experimentele plantensystematiek of biosystematiek geen deel kunnen uitmaken van de bijzondere plantkunde. De genetici zullen het mij wel niet euvel duiden, dat ik ook deze tak van onderzoek laat staan bij de bijzondere plantkunde, waaruit zij is voortgekomen en waarvoor zij van zoveel betekenis is.

Beschreibung: Xylopia surinamensis R. E. Fr. n. sp. — Ramuli novelli dense aureo-ferrugineo-sericei, vetustiores plus minus glabrescentes et cortice densissime lenticellifero punctato vestiti; internodia 0,5—1 cm longa. Foliorum petiolus sericeo-tomentosus, 5—7 mm longus; lamina rigida, anguste lanceolata, basi rotundato-truncata, apicem versus sensim longeque attenuata, summo apice obtusa, supra ab initio glaberrima sed densissime verruculoso-punctata, subtus dense argenteosericea, 8—11 cm longa et 2—2,5 cm lata; costa supra valde impressa glaberrima, subtus prominens teres; nervi secundarii cum venulis vix conspicui. Flores in inflorescentiis densis nonnulli; bracteae numerosae, late ovatae, 1,5—2 mm longae. Sepala fere omnino coalita, calycem cupuliformem semiglobosum argenteo-sericeum 2—3 mm altum et 5—6 mm latum formantia. Petala exteriora linearia obtusa, extus argenteo-sericea, circ. 13 mm longa et 2 mm lata, prope basin subito dilatata; interiora linearia, acuta, quadrangulari-prismatica, utrinque cinereo-puberula, 12 mm longa et 1—1,2 mm crassa. Staminum filamenta 0,2 mm longa; antherae circ. 1 mm longae, locellatae, connectivi discus glaber; stamina exteriora plus minus sterilia. Pistilla numerosa (fere 30); ovaria dense sericea, circ. 1 mm longa, styli 1 mm et stigmata 1 mm longa. (Fructus ignotus). Suriname: Boschreserve, Sectio O (florifera Junio 1944. — Wood Herbarium Surinam No. 139). Typus speciei in Herb. Utrecht).

Beschreibung: Dames en Heren, In een universitair blad kwam onlangs de mededeling voor, dat aan een hoogleraar, die zich in dezelfde moeilijkheid bevindt als ik, nl. dat hij in de loop van deze cursus 70 jaar is geworden, een afscheidscollege zou worden aangeboden. Ik vond dat een sympathiek plan. Als men met college geven, ondanks de daaraan verbonden bezwaren, de 70-jarige leeftijd heeft gehaald, is het werkelijk geen overbodige weelde dat een ander de taak voor deze laatste keer van hem overneemt.

Beschreibung: It is the fate of most historic personalities that in the course of time their work sinks almost completely into oblivion, and that the few lingering reminiscences of their achievements are transmitted to later generations in the form of second- or third-hand quotations, usually mixed with more or less anecdotic episodes from their life. It must be admitted that LINNÉ occupies in this respect a comparatively favourable position, for most educated people will remember that they heard in their school days of at least three things which are credited to him, in the first place that he produced a classification of the plant kingdom which is based on the number of stamens and carpels, the so-called sexual system, in the second place that he was the first who consistently applied the binomial nomenclature, i.e. the custom to designate an organism by a combination of two names, viz. a generic and a specific one, and thirdly that he was the originator of the pronouncement “Species to numeramus quot diversae formae in principio sunt creatae” (We count so many species as in the beginning different forms were created). Other achievements of LINNÉ may have been of greater importance, but it are these three things for which he is most generally remembered. The pronouncement quoted above, which means that the groups of individuals which form the species are descended from ancestors that owed their origin to an act of creation, derives its historic importance from the part it played in the debates on the theory of evolution. As it implies that the species are constant, it became the watchword of the antagonists. It is, however, rather strange that this pronouncement has so often been quoted, for it is found in LINNÉ’s earlier works only, and was in the later ones replaced by another statement that flatly denies the constancy of the species.

Beschreibung: Erismadelphus Mildbr. is remarkable because it is the only African genus of the Vochysiaceae, a family represented in tropical America by no less than 5 genera and 180 species. Erismadelphus was discovered in 1913 by Prof. J. MILDBREAD and has hitherto been represented by only one species: E. exsul Mildbr. Recent examination of the African collections has, however, revealed the existence of two other taxa. Unfortunately the type of E. exsul (Mildbraed s.n. from Elon, French Cameroons) was destroyed at Berlin during the 1939-45 war and no duplicates or cotypes are known to exist. In response to an enquiry Prof. MILDBREAD, to whom we are very grateful, informed one of us that in his view Corbisier 1362 from Eala in Belgian Congo was identical with his original type. Prof. MILDBRAED and KEAY have, in fact, together examined Corbisier 1362 in the Herbarium of the Jardin Botanique de l’Etat at Bruxelles through the courtesy of Prof. ROBYNS. Duplicates of Corbisier 1362 are at Kew and Paris, they agree in every respect with MILDBRAED’s original description and figure and we therefore propose that this specimen be adopted as the neotype (lectotype).

Beschreibung: The subject of this study are soil samples taken in the “Makkumer Waard”, a wide expanse of low-lying land, which follows the Frisian coast. Stratigraphical and palynological investigations showed that in the beginning of the Atlanticum the area lay below the level of the sea, but that gradually the influence of the sea decreased and peat formation became possible. From the transition from marine deposits to Sphagnum peat (— 4,55 m to — 3,50 m) we must conclude that there has been a temporary standstill in the transgression, or even a regression, in the middle of the Atlanticum. Towards the end of the Atlantic period a sudden marine transgression followed, which deposited a layer of sand and clay on the Sphagnum peat (— 3,50 m to — 3,30 m). Shortly before the beginning of the Subboreal (which probably sets in at — 3,10 m) an important regression began and an Eriophorum peat was formed directly on the clay (—3,30 m to —3.00 m). It is probable that the peat formation went on in the Subatlanticum, but the younger Sphagnum peat is no longer present, for a third marine transgression, which lead to the formation of the “Zuiderzee”, washed away the peat and deposited the younger sea sand. The data obtained from the Makkum profile proved to agree very well with the results of other investigators who worked in the area round the North-sea.

Beschreibung: What KIAERSK wrote in 1893 in the preface of his “Enumeratio Myrtacearum Brasiliensium” is still largely valid. It is often most difficult to define a species belonging to this family, not only because, in the absence of ripe seeds, the genus is not easily ascertainable, but also because of the strong variability shown by the vegetative characters. Thanks to the examination of the rich Guiana material preserved in the herbaria of Genève, Kew, Leiden, New York, Paris and Utrecht, I have usually been able to delimit the species in a satisfactory way; their allocation to a definite genus, however, is often a difficult problem. During the preliminary stage of this investigation, which was interrupted by the war, it was of great advantage to me that I could study the Guiana specimens of the Leiden herbarium. In order to avoid misinterpretations, I have tried to base my conclusions as far as possible on an examination of either the types themselves or of duplicates of the latter. Several of these types, especially those that form part of the earlier collections of Guiana plants, e.g. of the collection Aublet, and of the collections Desfontaines (herb. Florence) and De Candolle (Genève) had never before been reexamined, and BERG, the last monographer of the South American Myrtaceae (in Linnaea XXVII (1855—56), XXIX (1858) and XXX (1861) has either neglected these species or given an, often incorrect, interpretation based on the description alone. For this reason the second part of this paper will be devoted to a short survey of these earlier types. My best thanks are due to the directors of all herbaria mentioned. Moreover, I have to thank the “Van Eedenfonds”, whose financial aid enabled me to pay a visit to Kew and to the British Museum.

Beschreibung: In my first paper (1951) a part of the tribe Eupodostemeae was revised, viz. the genera Apinagia, Marathrum, Rhyncholacis, Lophogyne, Monostylis, Jenmaniella, Wettsteiniola and Macarenia. The second part deals with the subfamily Tristichoideae, which comprises the genera Tristicha and Weddellina, and the tribe Mourereae of the subfamily Podostemoideae, which consists of the genera Mourera, Lonchostephus, and Tulasneantha.

Beschreibung: Among the material collected by LANJOUW and LINDEMAN during the Suriname Expedition 1948—’49 a specimen of Mabea taquari Aubl. was found whose flowers showed some interesting deviations from the normal structure. In the “Flora of Suriname” vol. II, part 1 (1932), p. 78 LANJOUW states that the female flower of the genus Mabea Aubl. is apetalous and provided with a 5- or 6- partite calyx. In a re-investigation of the specimens preserved in the Utrecht Herbarium this could as a rule be confirmed.

Beschreibung: Mr. ABANG MOHD MOCHTAR ABANG PAWOZAN (SAR) is doing a post- graduate course for his Ph.D. at Reading under the guidance of Dr. D.M. KEITH-LUCAS and Dr. E. SOEPADMO on the systematics and ecology of Palaquium (Sapotaceae). Ms. M.G. AGOO (PNH) left the Philippine Flora Project at the end of February, 1994, to continue her Ph.D. studies at PNH. She has been replaced by Ms. M.S. SAMSON. Mr. J.A. ALVAREZ also left to become a forester with the Philippine National Oil Company.

Beschreibung: FRIM regularly makes botanical expeditions, which other scientists may join. Please contact Dr. E. SOEPADMO, Department of Botany, University of Malaysia, 59100 – Kuala Lumpur. K.M. WONG et al. (1988) have given notes on the early exploration and botanical collecting in the Endau-Rompin area of Peninsular Malaysia. (Gard. Bull., Singapore 41: 83- 91, 1 map).

Beschreibung: The Botanical Survey of India, Andaman, and Nicobar Circle, Port Blair, in 1994 inventoried the Kalpong hill forests and Saddle Peak scrub forests for the proposed Hydro-electric Project in the North Andaman group, the Bakultala and Baratang areas in the Middle and South Andamans were explored, while Rutland Isl. in the South provided collections of mainly marine species.

Beschreibung: Dr. B.P. DEL ROSARIO (PCARRD, Los Baños) has resumed the post of Programme Leader at the Philippine Country Office per April 1993. Dr. N. WULIJARNI-SOETJIPTO (BO) succeeded Dr. J. KARTASUBRATA (BO) as General Editor per August 1993.

Beschreibung: Demand for space have necessitated the closure of the Herbarium associated with the Botany Department, University of Queensland, Saint Lucia (BRIU, formerly listed under BRISBANE). The collections went to BRI. The Forest Research Institute Malaysia (FRIM) together with the Forest Departments of Sabah and Sarawak recently initiated the Tree Flora of Sabah and Sarawak Project. This aims to document all tree species occurring in these states following the format of the Tree Flora of Malaya.

Beschreibung: Precursor publications by the author are in press or in preparation prior to a treatment of the mistletoe families Loranthaceae and Viscaceae for the Flora Malesiana. The provisional keys to genera set out below is offered as an indication of the genera which are accepted for the region. Comments on the key, and advice on difficulties or inconsistencies will be welcomed by the author. A preliminary specimen identification list includes about 4,000 records, mostly captured from collections in L, and the author can check determinations against this list on request. The most recent comprehensive treatment of Loranthaceae for the region is that by Danser [Bull. Jard. Bot. Buitenzorg. III, 11 (1931) 233-519]. This paper includes within the Loranthaceae the subfamilies Loranthoideae and Viscoideae, but the two differ in many respects, and are now generally treated as a distinct families, the Loranthaceae s.s. and the Viscaceae.

Beschreibung: As an integrated part of the highly successful second Flora Malesiana Symposium held in Yogyakarta from 7—12 September 1992, a workshop on four major aspects included in the Flora Malesiana Action Plan (viz.: 1. Fund raising; 2. Recruitment of new authors; 3. Training and exchange programmes; 4. Flora Malesiana Checklist) was conducted on 11 and 12 September. On 11 September four groups discussed these items under the chairmanships of respectively John Burley, Marco Roos, Mien Rifai, and Peter van Welzen. The discussion group on training attracted by far the largest number of participants. Recommendations by the discussion groups were submitted to a plenary session on 12 September, chaired by Pieter Baas. The resulting recommendations to the Board of the Flora Malesiana Foundation and to all with an interest in the plant diversity of the Malesian region were unanimously adopted.

Beschreibung: Dr J. Hutchinson retired after 44 years of service in the Royal Botanic Gardens at Kew (May 31, 1948), as Keeper of the Museum. He will devote his time mainly to the writing of some general handbooks especially his Genera Plantarum. He was succeeded by F.N. Howes, D. Sc. Mr H.K. Airy Shaw was appointed Principal Scientific Officer, Royal Botanic Gardens, Kew, on Dec. 31st, 1948.

Beschreibung: AKIYAMA, H. 1992. Taxonomic studies of mosses of Seram and Ambon (Moluccas, East Malesia) collected by Indonesian-Japanese botanical expeditions. V. Hypopterygiaceae. Acta Phytotax. Geobot. 43:111-120, illus. — 9 species, 1 new comb. in Cyathophorum. ARTS, T. & P. SOLLMAN. 1991. Remarks on Phascum leptophyllum C. Müll., an earlier name for Tortula rhizophylla (Sak.) Iwats. & K. Saito. Lindbergia 17: 20-27, illus. — Synonymy; taxonomical position uncertain; new record for Malesia (Papua New Guinea).

Beschreibung: Mr. J.H.A. AHMAD (BRUN) spent 1991 at K to study herbarium techniques. Dr. H. AKIYAMA (KYO) moved to TI in April 1992. Although his collections are kept in KYO, all communications on the specimens (request on loan, exchange, etc.) should be addressed to his new address.

Beschreibung: The Palanan Wilderness is a large, circular wildlife reserve encompassing the land and sea within a 45 km radius centered around the Palanan Point in Isabela Province on the northeastern coast of Luzon Island. It was set aside by the Philippine government in 1979 to protect the fast diminishing indigenous fauna and flora of the Sierra Madre Range. Aerial reconnaissance shows that the wilderness consists of a nearly continuous canopy of rain forests extending all the way from the crests of Sierra Madre Range eastwards and downwards to the Pacific Ocean and is minimally interrupted by human settlements along the alluvial plain of Palanan River and a few landing points along the coast. The flora of the Palanan Wilderness is representative of the Sierra Madre Range in northern Luzon. It is very diverse and largely undocumented. In 1961, Mr. H. GUTIERREZ of the Philippine National Herbarium collected briefly in the forested area between the towns of San Mariano and Palanan and made the only known collection of a unique monotypic Philippine fern, Podosorus angustatus. Later in 1968 the JACOBS & MENDOZA expedition to the vicinity of Dingalan and Baler South of the Palanan Wilderness made 421 collections, one fifth of which proved to be new to science. Botanically speaking, the area is at present still one of the least known regions in the country (Tan & Rojo, 1989).

Beschreibung: Some news was received on the revegetation of Krakatau, and the small new cone, Anak Krakatau (Krakatau Jr) as visited by a party in August 1951. Krakatau. The camp was made in the SE.corner of the island. In several places the old substratum has been traced, and in the basal layer of the ash covers, which attain sometimes 30 m thickness, remains are found of former woody share vegetation. Bases of tree trunks have partly been buried in their upright position. Some of these are charred, and have apparently been burned during the eruption; others are not charred, or have been charred only very superficially.

Beschreibung: A growing interest in the Flora Malesiana was a chief characteristic of 1950. The number of free subscriptions increased to over 320 and the total of subscriptions, therefore, to over 620 as the Government of Indonesia receives 300 copies for official purposes. The first volume of series I, the Cyclopaedia of Botanical Exploration in Malaysia, which contains the main bibliographical and biographical data of all collectors in Malaysia, accompanied when advisable by an itinerary and information concerning the collections, has now been printed. It is expected that the volume will appear before the end of the year thus bringing Mrs.M.J. van Steenis-Kruseman’s patient and devoted work during more than 12 years to a conclusion.

Beschreibung: Recognizing the vital role that a herbarium plays in instruction, research, and public service, the Cebu State College of Science and Technology College of Agriculture (CSCSTCA) in Lahug, Cebu City, the Philippines, founded a herbarium in June 1987. It is a very humble scientific project of the Agricultural Biology Laboratory of the College, and it is the second in the entire region, the USC Herbarium being the first (Seidenschwarz, 1990). The 4 year old CSCST-CA Herbarium started with very few specimens collected by the author from Cabra Islet, Lubang Island, Occidental Mindoro, which he had made as part of his M.Sc. degree at the University of the Philippines at Los Baños (UPLB) (see also Buot, 1988). Since 1987 the Herbarium has steadily increased its collections through the help of Ecology and Biology students.

Beschreibung: Alphen de Veer, E.J. van: Een teratologisch novum (Chron. Naturae 105, 1949, 150-152, 3 fig.). Peculiar polyconal monstruosity of Pinus merkusii. Anonymous: Lijst van boomsoorten verzameld in de Afd. Kapoeas-Barito, Z. Borneo. Ditto, in de Afd. Bandjermasin, Hoeloe Soengel, Z.O. Borneo. Ditto, in de Afd. Samarinda, O. Borneo. Rapport v.h. Bosbouwproefstation Buitenzorg no. 2, 3 & 5, 76, 61 & 48 pp. March, April 1949. Mimeograph. Lists of tree species collected, arranged both by native names and Latin names; of each species the number of specimens and durability class is added.

Beschreibung: This issue is dedicated to the memories of: Kostermans, André Joseph Guillaume Henri (Ahmad Jahja Goh Hartono), 1 July 1907, Purworejo, Java – 10 July 1994, Bogor. Kramer, Karl U., 1928 – 11 July 1994, Zürich, Switzerland. Stone, Benjamin Clemens, 26 July 1933, Shanghai – 19 March 1994, Manila.

Beschreibung: The Malayan Nature Society is organizing a Scientific Expedition to Belum on the Northern border of Perak with Thailand to take place for one year after about August, 1993. It is intended to prepare an inventory for biodiversity for the proposed National Park, not a general collecting trip. Specialists and other serious visitors are expected within a reasonable period to stay for an extended time to study a defined, limited subject and to prepare a report for the inventory as soon as possible. For further information please contact the Executive Secretary of the Society, Miss Lee Su Win, POB 10750, 50724 Kuala Lumpur, Malaysia.

Beschreibung: Since January 1991, Mr. J. KARTASUBRATA (BO) is the third General Editor, focusing on forestry aspects. He is based at the Network Office in 80. The other General Editors are Dr. P.C.M. JANSEN (botanical aspects) and Dr. E. WESTPHAL (agronomical aspects), both based at the Publication Office in WAG. On May 13-15, 1991, the Executive Board (Dr. A. SOEGIARTO, chairman, Dr. H.C. VAN DER PLAS, vice-chairman) met in WAG. Financial affairs were discussed and the first Board of Trustees meeting, scheduled for October 1991, was prepared. A contract between the PROSEA Foundation and PUDOC (Publisher, WAG) was signed. Copyrights and profits are equally shared by PROSEA and PUDOC. PUDOC is responsible for the hardbound edition of the handbook and the bibliographic database products, whereas PROSEA is responsible for the paperback editions (English and translations). PUDOC provides free of charge documentation facilities (e.g. CATALOG).

Beschreibung: The University of San Carlos, Cebu City, (‘USC’) holds a botanical collection which is the fourth largest in size within the Philippines. The three leading herbaria of the Philippines are situated in or close to Manila. The 36 year old USC Herbarium is the only major collection in the Philippines outside Luzon. A project recently started and financially supported by the University’s Department of Research has provided the opportunity for reinforcement and further research on the collections. The names have been revised, records completed, and the taxa rearranged. The data on the labels have been computerized and stored in dBase III.

Beschreibung: Centenary of the Kew Herbarium and Library. If we are well informed the centenary of the Herbarium” and Library of the famous Royal Botanic Gardens, Kew, occurs in 1953 and will be informally celebrated by an Exhibition in the Herbarium on the 8th and 9th of May, 1953, which will, we assume, be attended by many of the countless friends of this Mekka of Botany and in honour of the unsurpassed service which it renders to botanists all over the world. Indonesian timbers. A sample proof sheet was received of a book to be issued by the Indonesian Forest Research Station at Bogor. This will comprise a botanical treatment of about 400 of the most important timbers of Indonesia. Each species is to occupy 4 pages, viz a full page drawing, and one page for the text in 3 languages: Indonesian, Dutch, and English. Each description consists of the name and synonyms, preferent vernacular name, other vernacular names, geographical distribution, habitat circumscription, habit description, technical-botanical description, and notes. No mention is made of the anatomical characters of the wood; these will be published in a separate book which is prepared simultaneously. The book will probably be finished in 1956.

Beschreibung: Dr R.C. Bakhuizen van den Brink Jr, Leyden, made a provisional revision of the genus Ophiorrhiza (Rubiaceae). Onwards of 1953 he will be working on the completion of Backer’s Flora of Java. Dr M.J. Baumann-Bodenheim who made a big collection of plants in New Caledonia during the past two years has been temporarily appointed at the Bot. Garden Zürich for the working out of this collection.

Beschreibung: Vegetation descriptions of Mount Kinabalu (4101 m), the highest mountain in tropical Asia between the Himalayas and New Guinea, have resulted in different, conflicting zonations. Some stress more on floristic affinities, others more on physiognomy. A lowland zone reaching to about 1000 m is usually distinguished. The next 2000 m comprising the mountain forests are treated in many different ways. A summit zone (above 3800 m) is recognized rather often (cf. Stapf, 1895; Gibbs, 1914; Meijer, 1963; Van Steenis, 1964; Menzel, 1988). In our opinion the most convincing is the zonation proposed by Van Steenis, who stressed the floristic composition. This comprises three zones: 1. the foothill zone below 1000 m; 2. the montane zone from 1000 to 2500 m; 3. the subalpine zone above 2500 m. Since this zonation was based on phanerogams it was tempting to investigate whether it is reflected in the bryophytes and lichens.

Beschreibung: It is advised to address all mail with destination Royal Botanic Gardens, Buitenzorg, in future as ’Royal Botanic Gardens, Bogor (Buitenzorg)’ The present number, Flora Malesiana Bulletin No. 6, concluded the 1st volume. The second volume of the Flora Malesiana Bulletin begins with no. 7.

Beschreibung: Under the funding from the United States National Cancer Institute (NCI)¹, a program was undertaken to collect plant samples in Southeast Asia to be tested for their cancer- and AIDS-arresting properties, for the period of September 1, 1986 through August 31, 1991. The program was implemented with the collaboration of the Arnold Arboretum and the Bishop Museum. Botanists from these and other institutions collaborated in the field work operation for the program, among others: J.S. BURLEY (A), B.C. STONE (BISH), D.G. FRODIN (Philadelphia), F.-C. HO (HCT), D.A. MADULID (PNH), W. MEIJER (KY), T. SMITINAND (BKF), E. SOEPADMO (KLU), W. TAKEUCHI (BISH), E. WIDJAJA (BO), and W.J.J.O. DE WILDE (L). During the 5-year period, 35 botanical collecting trips of 4-12 weeks duration were carried out in the tropical rain forests of Thailand (265 collection numbers), Malaysia (Malay Peninsula, Sarawak, Sabah; 964), Taiwan (43), the Philippines (Luzon, Panay, Mindoro, Palawan; 1360), Indonesia (Sumatra, Kalimantan, Sulawesi, Seram, Irian Jaya; 878), and Papua New Guinea (463). More than 10,000 plant samples, each 400—1000 gram dry weight, were collected and delivered to the NCI Frederick Cancer Center (Frederick, Maryland, U.S.A.) under a USDA special import permit. Every one of these samples was specially numbered and documented with properly labeled voucher herbarium specimens. These voucher specimens were processed at the John G. Searle Herbarium of the Field Museum of Natural History, Chicago, and were distributed to, among others, the following herbaria: A, F, L, and US; a set of relevant duplicates was also deposited in the herbarium of each host botanical institution in the respective country of collection. A database of the collection (DBase 3+, IBM PC XT/AT) is maintained both at the University of Illinois at Chicago and at the NCI’s Frederick Cancer Center. More than 2,500 species of flowering plants, belonging to more than 1,000 genera in 214 families (based on the family concept used in Willis and Airy Shaw, Dictionary of Flowering Plants and Ferns, 1980) were collected. Seventy percent of the collection has been identified to species. Although field ethnobotanical inquiries on the medicinal uses of the plants collected have not been extensively made, many plants collected do have information on their folk medicinal uses.

Beschreibung: Mr. A. ISMAIL (UKMB) has made a survey of the phytoplankton and other algae of Port Dickson and Pulau Tinggi, Peninsular Malaysia.

Beschreibung: Australasian Bryological Newsletter — Although there have been already 26 issues, this journal has only now come to our attention. It appears bi-annually, in June and December, and is circulated without charge to all those interested within Australasia and overseas. Write to Mr. P.J. DALTON, Plant Science department, University of Tasmania, GPO Box 252-C, Hobart (Tasm.)—7001, Australia. Issue 26 with 8 pages reported on the Second Australasian Bryophyte Workshop, Canberra, 1991; a list of recent literature, inclusive some Malesian items; personal news; forthcoming publications and events. The Herbarium Pacificum (BISH) has been awarded a further four-year subcontract with the University of Illinois to collect plants in Papua New Guinea for the National Cancer Institute (NCI). The subcontract begins in September 1992.

Beschreibung: Suprageneric epithets have been entered under the family name to which they belong preceded by the indication of their rank (subfamily, tribe, etc.). Infrageneric epithets have been entered immediately under the generic name to which they belong, preceeded by the indication of their rank (subgenus, section, etc.). Infraspecific epithets have been entered under the specific name to which they belong preceded by the indication of their rank (subspecies, variety, forma, etc.). Synonyms have been printed in italics. Page numbers in bold type denote main treatment; an asterisk behind a page number denotes the presence of a figure of the concerned taxon.