ALBERT

All Library Books, journals and Electronic Records Telegrafenberg

feed icon rss

Your email was sent successfully. Check your inbox.

An error occurred while sending the email. Please try again.

Proceed reservation?

Export
  • 1
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen vol. 30, pp. 11-16
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: De hydrophilide Dactylosternum abdominale dook de laatste jaren op steeds meer plaatsen rondom Nederland op. In 2006 werd de soort eindelijk ook in Nederland ontdekt. In tegenstelling tot de meeste vertegenwoordigers van de familie der spinnende waterkevers leeft D. abdominale niet in het water, maar op het land in rottende materialen. E\xc3\xa9n exemplaar van deze kosmopoliet werd verzameld in een rottende zwam te Warmond.
    Keywords: Dactylosternum abdominale ; Coleoptera ; Hydrophilidae ; Verspreiding ; Herkenning ; Biologie ; Nederland
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 2
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: De brede geelgerande waterroofkever Dytiscus latissimus is internationaal beschermd via de Habitatrichtlijn.\nIn Nederland was de soort sinds 1967 niet meer gevonden, totdat hij in 2005 werd herontdekt in\nZuidwest-Drenthe. Een verkennend onderzoek in het betreffende gebied in 2006 leerde dat de soort er in\nminstens vier verschillende vennen voorkomt.\nIn 2006 en 2007 heeft EIS-Nederland in opdracht van het Ministerie van LNV een landelijk\nvervolgonderzoek uitgevoerd naar de Nederlandse verspreiding van de brede geelgerande waterroofkever.\nTijdens een verkenningsronde in het voorjaar van 2007 zijn in de wijde omgeving van de bekende\nvindplaatsen 36 vennen geselecteerd die op basis van hun morfologie en vegetatie mogelijk geschikt leken\nvoor de soort. In aanvulling hierop zijn 13 vennen geselecteerd op historische vindplaatsen elders in\nNederland.\nDe totale selectie van 49 vennen is onderzocht in de nazomer van 2007 en het voorjaar van 2008. In het\nonderzoek is gewerkt met speciaal voor dit doel ontworpen fuiken, voorzien van kippenlever als lokaas.\nPer ven werden steeds vijf fuiken uitgezet, die vijf dagen bleven staan en dagelijks werden gecontroleerd.\nAlle in de fuiken gevangen \'grotere\' waterkevers (〉 8 mm) zijn genoteerd. Verder zijn de vegetatie en de\nmorfologische eigenschappen van de vennen beschreven en werden metingen verricht aan diverse fysischchemische\neigenschappen van het water.\nIn geen van de onderzochte vennen is de brede geelgerande waterroofkever aangetroffen. Wel zijn 27\nandere soorten waterkevers in de fuiken terechtgekomen. Hieronder zijn verschillende soorten die nauw\nverwant zijn aan Dytiscus latissimus en die qua formaat vergelijkbaar zijn. Zo werden 303 exemplaren van\nDytiscus lapponicus gevangen, 76 van D. marginalis en maar liefst 803 van Cybister lateralimarginalis. Dit geeft\naan dat de fuiken goed werken voor het vangen van grote waterroofkevers. In het verkennende onderzoek\nin 2006 werd D. latissimus bovendien met dit valtype wel degelijk gevangen. De conclusie luidt dan ook dat\nde brede geelgerande waterroofkever vermoedelijk in geen van de onderzochte vennen voorkomt.\nDe Nederlandse populatie van de brede geelgerande waterroofkever lijkt geheel beperkt te zijn tot de\nomgeving van Uffelte en het Dwingelderveld in Zuidwest-Drenthe. In deze gebieden liggen nog vele\nvennen die niet onderzocht zijn, maar die mogelijk wel geschikt zijn als biotoop voor deze waterkever.\nMomenteel is niet duidelijk in welke vennen de soort nog meer voorkomt en hoe groot de populaties zijn.\nOok is niet duidelijk wat de biotoopeisen van de soort zijn. Om monitoring aan de soort te kunnen\nuitvoeren en om de soort in Nederland effectief te kunnen beschermen, is beter onderzoek naar zijn\nvoorkomen in Zuidwest-Drenthe noodzakelijk. Ook is het nodig om de soort op te nemen in de\naanwijzingsbesluiten voor deze gebieden in het kader van Natura 2000.
    Keywords: Dytiscus latissimus ; brede geelgerande waterroofkever ; Nederland ; faunistiek ; Habitatrichtlijn ; verspreiding ; bescherming
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 3
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen vol. 28, pp. 69-79
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Aantekeningen over Nederlandse Cryptophagidae (Coleoptera)\nZeven soorten cryptophagiden worden hier voor het eerst gemeld voor de Nederlandse fauna.\nVan twee soorten is duidelijk dat ze hier al geruime tijd voorkomen. Zo werd het enige\nNederlandse exemplaar van Atomaria atra al in 1949 verzameld, maar niet eerder herkend.\nIets dergelijks is ook het geval voor A. nitidula: al het Nederlands materiaal werd tot nu toe\naangezien voor A. analis, een soort die komt te vervallen voor de fauna. Bij twee soorten lijkt\ner werkelijk sprake te zijn van nieuwkomers: Cryptophagus dorsalis en A. scutellaris. Van beide\nsoorten zijn namelijk meerdere recente waarnemingen bekend, terwijl oudere vangsten ontbreken.\nAtomaria scutellaris is een zuidelijke soort die zich ook in Groot-Brittanni\xc3\xab uitbreidt.\nDaarnaast is ook Atomaria punctithorax, waarvan slechts \xc3\xa9\xc3\xa9n vondst uit 1969 bekend is,\nwaarschijnlijk een recente immigrant, aangezien deze soort pas sinds de jaren 1950 uit Midden-\nEuropa bekend is. Onduidelijker is de situatie bij C. puncticollis en C. sporadum. Weliswaar zijn\nvan beide soorten slechts recente records voorhanden, maar het aantal is (zeer) beperkt. Mogelijk\nbetreft het hier soorten die vanwege hun (grote) zeldzaamheid tot nu toe onopgemerkt bleven.\nAcht soorten dienen van de Nederlandse lijst afgevoerd te worden. Alle beschikbare exemplaren\nbleken namelijk fout gedetermineerd te zijn. Naast de bovenvermelde A. analis gaat het om\nde volgende soorten: Cryptophagus quercinus, C. micaceus, Atomaria pseudatra, A. diluta,\nA. puncticollis, A. alpina en Curelius exiguu
    Keywords: Cryptophagidae ; Nederland ; verspreiding
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 4
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Schorskevers zijn gebonden aan bomen, omdat de larven in hout leven. Recentelijk is het onderzoek aan deze groep toegenomen, mede met het oog op een nieuwe catalogus van de Nederlandse kevers. Hier worden maar liefst negen schorskevers nieuw voor de Nederlandse fauna gepresenteerd en \xc3\xa9\xc3\xa9n soort wordt van de lijst afgevoerd. Dit brengt het totaal aantal op 72. Een deel van de nieuwe soorten is altijd over het hoofd gezien, maar er zijn ook minstens vier echte nieuwkomers.
    Keywords: Coleoptera: Curculionidae: Scolytinae ; Nederland ; verspreiding
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 5
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: De brede geelgerande waterroofkever Dytiscus latissimus in Zuidwest-Drenthe \nDe verspreiding en de biotoop van de brede geelgerande waterroofkever Dytiscus latissimus in wateren, voornamelijk vennen, in Zuidwest-Drenthe is in 2006 onderzocht. Aanleiding voor dit onderzoek was de vondst van twee mannetjes van deze soort in het najaar van 2005 in een ven in de omgeving van Uffelte (Van Dijk 2006). Gedurende het onderzoek in 2006 in de maand september werden in 19 vennen en \xc3\xa9\xc3\xa9n middenloop van een laaglandbeek gedurende vier aaneensluitende nachten series met vallen opgesteld in ondiep water (30- 60 cm). Wekelijks werden tien series geplaatst, in totaal 40 series. De vallen waren voorzien van kippenlever dat als lokaas fungeerde voor de waterkevers. Een serie vallen op een locatie bestond uit \xc3\xa9\xc3\xa9n zogenaamde Molchreuse (amfibi\xc3\xabenfuik) en vier flesvallen. Meestal werden in een ven twee of drie series met vallen uitgezet in de grotere vennen, in kleine vennen stond slechts \xc3\xa9\xc3\xa9n serie. In het Brandeveen, de vindplaats uit 2005, werden vijf series uitgezet in een poging te populatiegrootte te kunnen schatten. Daarnaast werd op elke locatie met schepnet en appelmoeszeef de overige keverfauna en de water- en oppervlaktewantsen bemonsterd. Op elke locatie werd verder een vegetatieopname gemaakt en een watermonster genomen. Dytiscus latissimus is aangetroffen in vier vennen. In het Brandeveen in het habitatrichtlijngebied Ooster- en Westerzand, de vindplaats van 2005, werden in totaal vijf exemplaren gezien: \xc3\xa9\xc3\xa9n exemplaar tijdens een nachtelijke excursie met zaklamp, \xc3\xa9\xc3\xa9n mannetje tijdens een vooronderzoek met de Molchreuse, en \xc3\xa9\xc3\xa9n mannetje en twee vrouwtjes in drie verschillende series in de onderzoeksperiode zelf. In het Booy\xe2\x80\x99s Veentje, in de directe nabijheid van het Brandeveen, werd \xc3\xa9\xc3\xa9n vrouwtje gevangen. Binnen hetzelfde habitatrichtlijngebied werden in het Kolonieveen, de voorlaatste vindplaats van D. latissimus in Nederland (daterend van 1967), zes mannetjes (waarvan \xc3\xa9\xc3\xa9n terugvangst van een gemerkt exemplaar) en acht vrouwtjes waargenomen. Dit betekent dat D. latissimus zich in dit ven maar liefst 39 jaar heeft kunnen schuilhouden. Het betekent ook dat de soort ten onrechte in het recente verleden als uitgestorven dan wel vermoedelijk uitgestorven is gekwalificeerd. Tenslotte werd in het habitatrichtlijngebied Dwingelderveld in het Zandveen \xc3\xa9\xc3\xa9n mannetje gevangen. In het ven Schurenberg, waar D. latissimus in 1937 gevonden is, werd de soort niet waargenomen. Alle exemplaren van D. latissimus tijdens dit onderzoek zijn met vallen verzameld (15 in de Molchreusen en 4 in de flesvallen). Met het schepnet werd geen enkel exemplaar gevangen. De Molchreuse lijkt zodoende de beste vangtechniek bij voortzetting van het onderzoek. Op basis van dit onderzoek kan niet met 100% zekerheid gesteld worden dat D. latissimus in de overige onderzochte vennen afwezig is. Een groter aantal series vallen per ven dan wel een langere bemonsteringsperiode is hiervoor noodzakelijk. Ook voor het schatten of berekenen van een betrouwbare populatiegrootte van D. latissimus in vennen waar de soort is aangetoond, is een ruimere inzet van middelen noodzakelijk. Waarschijnlijk zijn de populaties in alle vennen zeer klein, met mogelijk de grootste populaties in Kolonieveen en Brandeveen. Een berekening op basis van de vangsten en het oppervlak van de vennen resulteert 50-3600 exemplaren voor de vier vennen tezamen. De huidige Nederlandse biotoop van D. latissimus kan het best omschreven worden als een ven of (hoog)veen met zuur, helder water met een veen- of zandbodem. Het water is relatief voedselarm, kalkarm en heeft geen of nauwelijks buffercapaciteit. De oppervlakte varieert van 1 tot 13 ha en een diepte van 0,5 tot ruim 1 meter. De oevers zijn meest onbeschaduwd. De vegetatie is relatief soortenarm met weinig of geen submerse en drijvende hogere waterplanten. In het open water zijn meestal gordels evenwijdig aan de oeverlijn of veldjes met emergente planten aanwezig met name snavelzegge (Carex rostrata), gewone waterbies (Eleocharis palustris) en waterdrieblad (Menyanthes trifoliata). In de oevervegetatie domineren pitrus (Juncus effusus) en pijpenstrootje (Molinia caerulea), soms riet (Phragmites australis). De bodem van de vennen is bedekt met tapijten van veenmos (Sphagnum) met een grote variatie in bedekkingspercentage. De samenstelling van de waterkever- en waterwantsenfauna is karakteristiek voor die van vennen; soorten van voedselrijke, stilstaande wateren komen slechts sporadisch voor. De verschillen tussen de door D. latissimus bewoonde vennen onderling zijn relatief groot. Het Kolonieveen (zelfs drooggevallen in 1976) is een van de kleinere en ondiepste van de onderzochte vennen, het Brandeveen juist een van de grootste. Zandveen en Kolonieveen kennen een soortenarme vegetatie, Brandeveen en Booy\xe2\x80\x99s Veentje zijn relatief soortenrijk. Het totale spectrum van deze vennen verschilt dan ook nauwelijks van dat van de andere onderzochte vennen zonder D. latissimus. Het totale spectrum van biotopen die door D. latissimus bewoond worden is veel groter in het buitenland (Hendrich & Balke 2000, 2005, Holmen 1993, Galewski 1971). Het omvat dan ook vis(kweek)vijvers, oude rivierarmen, stuwmeren, grind- en bruinkoolgroeven, relatief voedselrijke meren, veenputten, enz. Zo bezien vormen de Drentse vennen slechts \xc3\xa9\xc3\xa9n van de potenti\xc3\xable biotopen van Dytiscus latissimus. Het rapport besluit met enkele overwegingen en aanbevelingen met betrekking tot toekomstig onderzoek naar Dytiscus latissimus in Nederland. Door het geringe aantal vindplaatsen was het niet mogelijk om op modelmatige wijze tot een \'kansenkaart\' voor de verspreiding in Nederland te komen. In plaats daarvan is op basis van \'expert judgement\' van enkele kenners van de Drentse vennen een voorlopige lijst samengesteld van vennen die mogelijk dezelfde karakteristieken bezitten als de nu bekende vindplaatsen. Deze lijst kan als uitgangspunt dienen bij een definitieve selectie in een vervolgonderzoek.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Bescherming
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 6
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen vol. 27, pp. 71-84
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Aantekeningen over Nederlandse Ptiliidae (Coleoptera)\nTwaalf soorten ptiliiden worden voor het eerst voor de Nederlandse fauna gemeld. Voor een\nvijftal soorten gebeurt dit (deels) op grond van oud collectiemateriaal: Microptilium palustre,\nOligella intermedia, Ptilium timidum, P. horioni en Ptinella denticollis. De laatste vier soorten\nzijn al vele decennia niet meer waargenomen en wellicht uit ons land verdwenen.\nAcrotrichis sanctaehelenae is de enige soort waarvan het aannemelijk lijkt dat er sprake is van een\nrecente vestiging. Deze soort, die begin jaren 1970 werd beschreven van het eiland Sint Helena,\nis de laatste jaren in een aantal West-Europese landen ontdekt, onder meer in Engeland. Net als\nandere invasieve keversoorten heeft zij een voorkeur voor door de mens gecre\xc3\xaberde ophopingen\nvan organisch materiaal, zoals mesthopen.\nDe resterende soorten (Ptenidium reitteri, Ptilium modestum, Ptiliolum wuesthoffi, Acrotrichis\nlucidula, A. parva en A. rosskotheni) komen mogelijk vanouds in Nederland voor, maar werden\ntot nu toe over het hoofd gezien. Dit zijn alle zeldzame tot zeer zeldzame soorten, die van\nslechts \xc3\xa9\xc3\xa9n of enkele vindplaatsen bekend zijn. Een mogelijke uitzondering is P. reitteri, die\nin Zuid-Nederland de noordwestgrens van zijn areaal bereikt, en waarvan geen oudere waarnemingen\nbekend zijn. Deze soort is hier wellicht als gevolg van een recente areaaluitbreiding\nbeland.\nTwee soorten, Ptilium caesum en Ptinella tenella, komen te vervallen voor de Nederlandse fauna.\nAlle vermeende exemplaren van deze soorten blijken namelijk fout gedetermineerd te zijn.
    Keywords: Ptiliidae ; Nederland ; verspreiding
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 7
    facet.materialart.
    Unknown
    EIS-Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Keywords: Kevers ; Coleoptera ; beverluis ; Platypsyllus castoris ; Nederland ; faunistiek
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/bookPart
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 8
    facet.materialart.
    Unknown
    In:  Nederlandse Faunistische Mededelingen vol. 31, pp. 25-34
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Als voorbereiding op een samenvattende publicatie over de Nederlandse\nprachtkeverfauna werd een grote hoeveelheid materiaal van deze keverfamilie uit openbare collecties en een aantal priv\xc3\xa9verzamelingen bewerkt. Hierbij werden twee soorten ontdekt die niet op de lijst van inlandse prachtkevers stonden: Anthaxia godeti en Trachys scrobiculatus. De eerste soort werd in 1938 al herkend, maar later als synoniem van A. quadripunctata beschouwd en weer afgevoerd. Hoewel Anthaxia godeti vroeger minder zeldzaam blijkt te zijn geweest dan de nauwverwante A. quadripunctata, moet de soort inmiddels als verdwenen worden beschouwd. Trachys scrobiculatus bleek onlangs in twee exemplaren in Zuid-Limburg verzameld. Naar aanleiding van recente vangsten van Buprestis novemmaculata dient de status van deze soort aangepast te worden van ge\xc3\xafmporteerd in ingeburgerd.
    Keywords: Coleoptera ; Buprestidae ; verspreiding ; biologie ; Nederland
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/article
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
Close ⊗
This website uses cookies and the analysis tool Matomo. More information can be found here...