ALBERT

All Library Books, journals and Electronic Records Telegrafenberg

Your email was sent successfully. Check your inbox.

An error occurred while sending the email. Please try again.

Proceed reservation?

Export
Filter
  • Articles  (30)
  • Other Sources
  • Open Access-Papers  (30)
  • European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden  (27)
  • American Physical Society (APS)
  • Wiley
  • 2000-2004  (30)
Collection
  • Articles  (30)
  • Other Sources
Years
Year
  • 1
    Publication Date: 2019-08-23
    Repository Name: EPIC Alfred Wegener Institut
    Type: Article , isiRev
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 2
    Publication Date: 2023-07-06
    Description: Late Quaternary permafrost deposits on Big Lyakhovsky Island (New Siberian Islands, Russian Arctic) were studied with the aim of reconstructing the palaeoclimatic and palaeoenvironmental conditions of northern Siberia. Hydrogen and oxygen stable isotope analyses are presented for six different generations of ice wedges as well as for recent ice wedges and precipitation. An age of about 200 ka BP was determined for an autochtonous peat layer in ice-rich deposits by U/Th method, containing the oldest ice wedges ever analysed for hydrogen and oxygen isotopes. The palaeoclimatic reconstruction revealed a period of severe winter temperatures at that time. After a gap in the sedimentation history of several tens of thousands of years, ice-wedge growth was re-initiated around 50 ka BP by a short period of extremely cold winters and rapid sedimentation leading to ice-wedge burial and characteristic ice-soil wedges (‘polosatics’). This corresponds to the initial stage for the Late Weichselian Ice Complex, a peculiar cryolithogenic periglacial formation typical of the lowlands of northern Siberia. The Ice Complex ice wedges reflect cold winters and similar climatic conditions as around 200 ka BP. With a sharp rise in υ18O of 6‰ and υD of 40‰, the warming trend between Pleistocene and Holocene ice wedges is documented. Stable isotope data of recent ice wedges show that Big Lyakhovsky Island has never been as warm in winter as today.
    Repository Name: EPIC Alfred Wegener Institut
    Type: Article , isiRev
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 3
    Publication Date: 2024-04-25
    Description: Palaeoenvironmental records from permafrost sequences complemented by infrared stimulated luminescence (IRSL) and 230Th/U dates from Bol'shoy Lyakhovsky Island (73°20′N, 141°30′E) document the environmental history in the region for at least the past 200 ka. Pollen spectra and insect fauna indicate that relatively wet grasssedge tundra habitats dominated during an interstadial c. 200-170 ka BP. Summers were rather warm and wet, while stable isotopes reflect severe winter conditions. The pollen spectra reflect sparser grass-sedge vegetation during a Taz (Late Saalian) stage, c. 170-130 ka BP, with environmental conditions much more severe compared with the previous interstadial. Open Poaceae and Artemisia plant associations dominated vegetation at the beginning of the Kazantsevo (Eemian) c. 130 ka BP. Some shrubs (Alnus fruticosa, Salix, Betula nana) grew in more protected and wetter places as well. The climate was relatively warm during this time, resulting in the melting of Saalian ice wedges. Later, during the interglacial optimum, shrub tundra with Alnus fruticosa and Betula nana s.l. dominated vegetation. Climate was relatively wet and warm. Quantitative pollen-based climate reconstruction suggests that mean July temperatures were 4-5°C higher than the present during the optimum of the Eemian, while late Eemian records indicate significant climate deterioration. © 2004 Taylor & Francis.
    Repository Name: EPIC Alfred Wegener Institut
    Type: Article , isiRev
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 4
    Publication Date: 2024-01-12
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 5
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Het vliegend hert in Gelderland resultaten 2003 \nIn 2003 is er in opdracht van provincie Gelderland en LNV door EIS-Nederland en Alterra voorbereidend onderzoek naar het Vliegend hert in de provincie Gelderland uitgevoerd. Dit met als doel om meer informatie over de verspreiding en biotoopvoorkeur van de soort in de provincie Gelderland te verkrijgen. Deze gegevens moeten een basis vormen voor verder onderzoek voor een mogelijk in de toekomst op te stellen soortbeschermingsplan. De belangrijkste nieuwe informatie die het in 2003 uitgevoerde onderzoek heeft opgeleverd is: \n- De soort blijkt in het ZO van de Veluwe niet verdwenen te zijn maar nog steeds in klein aantal voor te komen. \n- In het Rijk van Nijmegen blijkt de soort op meer plaatsen te zitten dan verwacht \n- In de aan Gelderland grenzende delen van Utrecht is de soort verdwenen \n- Het gericht zoeken van het Vliegend hert is te tijdrovend om als inventarisatiemethode te kunnen dienen. \n- Een experiment met het lokken van vliegend hert met vallen met kersen heeft geen resultaat opgeleverd. \n- Het door middel van oproepjes verzamelen van waarnemingen levert veel waarnemingen op waarvan de meeste op 100 bij 100 meter nauwkeurig. \n- De indruk ontstaat dat het vliegend hert op de Veluwe voorkeur heeft voor tegen de bosrand gelegen dorpjes. Hier zijn houtwallen en grasland (verpopping) dicht bij elkaar aanwezig. Mogelijke extra reden is de daar lagere predatie door wild zwijn.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Bescherming ; Lucanus ; cervus
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 6
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Libellen in de uiterwaarden rond Zaltbommel \nIn opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost, werd door EIS-Nederland in 2001 een inventarisatie verricht in vijf uiterwaarden langs de Waal ten oosten (rechter- en linkeroever) en westen (linker-oever) van Zaltbommel. Deze inventarisatie dient als basis voor verder onderzoek naar de indicatorwaarde van ongewervelden in de uiterwaarden. De inventarisatie richtte zich op sprinkhanen, libellen, bijen, wespen, zweefvliegen en spinnen. In dit rapport worden de resultaten met betrekking tot de libellen behandeld. De tijdens dit onderzoek ge\xc3\xafnventariseerde uiterwaarden betreffen de Breemwaard, Gamerensche waard, Heesseltsche waard, Hurwenensche waard en de Rijswaard. In totaal werden 23 soorten libellen waargenomen. Door een communicatiefout werd de Heesseltsche waard in het voorjaar niet bezocht. In de overige gebieden varieerde het aantal soorten van 14 tot 17 (zie onderstaande tabel). De verwachting is dat bij verder onderzoek het aantal soorten per uiterwaard niet veel verder zal toenemen.\nUiterwaard Aantal soorten libellen\nBreemwaard 15\nGamerensche waard 17\nHeesseltsche waard 5\nHurwenensche waard 17\nRijswaard 14\nIn totaal zijn er drie soorten vastgesteld die gebonden zijn aan stromend water. Hiervan is alleen de rivierrombout Gomphus flavipes strikt gebonden aan rivieren. De soorten die bij de stilstaande wateren in de uiterwaarden werden aangetroffen betreffen allemaal in Nederland algemene soorten die een weinig stringente biotoopvoorkeur hebben. Opvallend aan de fauna van het rivierengebied is niet het voorkomen van karakteristieke soorten maar vooral de zeldzaamheid van enkele in de rest van Nederland vaak algemene soorten. Het gaat hierbij om soorten als vuurjuffer Pyrrhosoma nymphula, blauwe glazenmaker Aeshna cyanea en de keizerlibel Anax imperator. Op het eerste gezicht lijkt voor deze soorten wel degelijk geschikt biotoop aanwezig te zijn. Het ontbreken van deze soorten heeft mogelijk te maken met het regelmatig overstromen van hun biotoop door de rivier.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 7
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Ongewervelde fauna van het Rijntakkengebied, met veldstudie in uiterwaarden rond Zaltbommel deelrapport spinnen (Araneae) \nIn opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost-Nederland, heeft de European Invertebrate Survey \xe2\x80\x93 Nederland in 2001 en 2002 een inventarisatie van de fauna van ongewervelden verricht in zes uiterwaarden langs de Waal rond Zaltbommel. De onderzochte uiterwaarden zijn de Hurwenensche waard, Gamerensche waard, Breemwaard, Rijswaard, Heesseltsche waard en Stiftsche waard. Het doel van dit rapport is het verschaffen van een referentiekader voor de diversiteit in soorten en biotopen in de uiterwaarden van de Rijntakken en deze te relateren aan het overstromingsregime van de rivier. Er werden waar mogelijk indicatorsoorten bepaald voor de verschillende biotooptypen in de uiterwaarden. De inventarisatie werd uitgevoerd met behulp van vangpotten, welke in raaien van vijf potten werden ingegraven op de onderscheiden biotopen in alle genoemde uiterwaarden. In totaal werden op deze wijze 29 plaatsen bemonsterd. De hier gerapporteerde vangsten worden vergeleken met eerder gepubliceerde gegevens over het voorkomen van spinnen langs de Rijntakken. Hieruit resulteert een overzicht van spinnensoorten die in ons land een voorkeur hebben voor de Rijntakken dan wel altijd in uiterwaarden langs de Rijntakken worden aangetroffen. Er zijn 135 spinnensoorten bekend van de Rijntakken. Daarvan werden er elf pas in het huidige onderzoek voor het eerst in de uiterwaarden gevonden. In het huidige onderzoek werden 81 soorten waargenomen. Vergelijking met de verspreidingsgegevens van de in ons gehele land voorkomende spinnensoorten levert een groep van 24 soorten op, die algemeen langs de Rijntakken voorkomen. Omdat in de inventarisatie alleen gebruik werd gemaakt van vangpotten, werden uitsluitend over de bodem lopende individuen gevangen. De vangsten zijn daardoor selectief. In webben hangende spinnen vallen en slechts bij uitzondering en dan voornamelijk actieve volwassen mannetjes op zoek naar wijfjes. Door middel van enkele aanvullende bezoeken werd geprobeerd de eenzijdigheid enigszins te compenseren. De bemonsterde plekken zijn aan de hand van vegetatie en luchtopnames geclassificeerd in biotoopcategorie\xc3\xabn. Met behulp van een gestandaardiseerd rekenmethode is de invloed van hoogteverschillen en stroomsnelheden tijden inundaties berekend. Voor spinnen werd geen relatie met soortenrijkdom gevonden. De karakteristieke soorten voor de onderscheiden biotooptypen is eveneens berekend. Tenslotte worden de bijzondere soorten voor de uiterwaarden genoemd.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 8
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bijen en graafwespen langs kanaal Almelo-Nordhorn met aandacht voor andere insecten \nIn 2001 hebben medewerkers van EIS-Nederland in opdracht van de Provincie Overijssel een inventarisatie uitgevoerd van de bijen- en graafwespenfauna van Kanaal Almelo-Nordhorn. Er zijn 56 soorten bijen en 26 soorten graafwespen gevonden. Hieronder zijn twee bijzondere bijen (Andrena gravida en Lasioglossum fratellum) en drie bijzondere graafwespen (Ectemnius lituratus, Mimesa bruxellensis en Mimumesa beaumonti). In dit rapport worden deze resultaten besproken en gaat tevens aandacht uit naar het voorkomen van enkele andere bijzondere insecten langs dit kanaal. Met name het voorkomen van enkele zeldzame sprinkhanen is vermeldenswaardig: het zoemertje Stenobothrus lineatus, het schavertje Stenobothrus stigmaticus, de zompsprinkhaan Chorthippus montanus en de weidesprinkhaan Chorthippus dorsatus. Verder wordt kort ingegaan op enkele soorten libellen, zweefvliegen en langsprietmotten. Naar aanleiding van de resultaten worden aanbevelingen gegeven voor het beheer van de kanaaltaluds.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 9
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bijen en graafwespen in zes terreinen van Natuurmonumenten \nIn 2002 verrichtten medewerkers van EIS-Nederland veldonderzoek naar de bijen- en graafwespenfauna in zes terreinen van deVereniging Natuurmonumenten: de Kampina, de Maasuiterwaarden bij Den Bosch, Planken Wambuis, de Plateaux, Voornes Duin en de Zeepeduinen. In dit rapport worden de resultaten van deze inventarisaties besproken. Ook is er aandacht voor gegevens van bijen en graafwespen uit eerdere jaren, voor zover deze aanwezig zijn in de databestanden van EIS-Nederland. Aan de hand hiervan worden beheeraanbevelingen gedaan ten behoeve van de bijen- en graafwespenfauna. In de inleiding worden enkele algemene richtlijnen gegeven voor bijen- en graafwespenvriendelijk beheer van natuurgebieden. \nKampina In 2002 zijn 88 soorten bijen en 41 soorten graafwespen gevonden, waarmee de totale aantallen uit het gebied bekende soorten op respectievelijk 104 en 46 uitkomen. De Kampina is een vrij soortenrijk gebied als gevolg van de grote mate van afwisseling in het landschap en er komen verschillende bedreigde soorten voor. Toch zijn enkele bijzondere soorten inmiddels uit het gebied verdwenen. Met aanpassingen in het beheer is nog wel enige winst te behalen voor de bijen- en graafwespenfauna. Belangrijke aanbevelingen in dit verband zijn: grootschalige kap van aangeplante soortenarme naaldbossen, tegengaan van verdroging in heideterreinen, kleinschalig plaggen van vergraste droge heide, faseren van begrazing en maaibeheer in tijd en ruimte. \nMaasuiterwaarden In 2002 zijn 41 soorten bijen en negen soorten graafwespen gevonden, waarmee de totale aantallen uit het gebied bekende soorten op respectievelijk 53 en 23 uitkomen. De Maasuiterwaarden zijn niet erg soortenrijk, maar hebben wel de potentie om dit te worden. Maatregelen die hierbij kunnen helpen zijn: het openkappen van enkele steile, zonnige hellingen, het faseren van de begrazing in ruimte en tijd en de vergroting van de bewegingsvrijheid van de rivier. \nPlanken Wambuis In 2002 zijn 55 soorten bijen en 39 soorten graafwespen gevonden, waarmee de totale aantallen uit het gebied bekende soorten op respectievelijk 59 en 53 uitkomen. Echte zeldzaamheden zijn niet gevonden, maar de fauna als totaal is kenmerkend voor een habitat die in Nederland sterk onder druk staat als gevolg van vergrassing van schrale heide- en zandgebieden. Om deze waardevolle fauna te behouden kunnen de volgende beheermaatregelen worden overwogen: gefaseerd maaien van braakliggende, bloemrijke akkers en wegbermen, het tegengaan van vergrassing en vermossing van de stuifzanden. \nPlateaux In 2002 zijn 78 soorten bijen en 43 soorten graafwespen gevonden. Er zijn geen oude gegevens uit dit gebied bekend. Het is een soortenrijk terrein, als gevolg van de sterke afwisseling tussen droge en natte delen. Tien van de aangetroffen bijensoorten staan op de Rode Lijst. Hiervan geldt de Gelderse zandbij Andrena gelriae als \xe2\x80\x98ernstig bedreigd\xe2\x80\x99. Als gevolg van de begrazing zijn in het gebied op veel plaatsen abrupte overgangen aanwezig tussen bos en lage vegetatie, waarbij geen bloemrijke overgangsvegetatie aanwezig zijn. Dit is nadelig voor de bijen- en graafwespenfauna. Hier en daar zouden overgangsvegetaties gestimuleerd kunnen worden door delen af te rasteren, zodat de runderen er niet bij kunnen. \nVoornes Duin In 2002 zijn 34 soorten bijen en 28 soorten graafwespen gevonden, waarmee de totale aantallen uit het gebied bekende soorten op respectievelijk 47 en 29 uitkomen. Er zijn drie soorten gevonden van de Rode Lijst, waarvan er twee typische duinsoorten zijn. Een vierde Rode-Lijstsoort die kenmerkend is voor kusthabitats, de schorzijdebij Colletes halophilus, is in 1994 voor het laatst in dit gebied gevonden. Waarschijnlijk is de soort in 2002 gemist vanwege haar late vliegtijd. Specifieke beheermaatregelen konden niet worden genoemd, maar bij het opstellen van nieuwe maatregelen zou rekening gehouden moeten worden met de vier bedreigde bijensoorten in het gebied. \nZeepeduinen In 2002 zijn 49 soorten bijen en 26 soorten graafwespen gevonden. Er zijn drie bijensoorten gevonden van de Rode Lijst, waarvan de kustbehangersbij Megachile maritima de bijzonderste is. De aanwezigheid van pony\xe2\x80\x99s heeft een gunstig effect op de nestelgelegenheid en de bloemenrijkdom. Hier en daar kan de bleomenrijkdom nog gestimuleerd worden door in september te maaien en het maaisel af te voeren. Dit zou met name in vochtige delen moeten gebeuren, waar tormentil en rolklaver groeien. Dit zijn belangrijke voedselplanten van bijen in het terrein.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Bescherming
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 10
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001 \nIn 2001 werd voor het vierde achtereenvolgende jaar de populatiedichtheid van de rosse sprinkhaan bij Schin op Geul bepaald. Er werd het hoogste aantal rosse sprinkhanen tot nu toe geteld. Op 14 augustus werden 127 zingende mannetjes gehoord op traject A, de hoofdpopulatie. De populatiedichtheid voor 2001 wordt daarmee voor het eerst op meer dan 1000 individuen geschat. Er liggen diverse voorstellen voor het verder uitbreiden van het leefgebied van de rosse sprinkhaan. Hiervan is het ge\xc3\xabxtensiveerd maaibeheer van de bermen van traject A en het uitrasteren van een strook van het grasland van Natuurmonumenten inmiddels doorgevoerd. Voor de overige voorstellen wordt nog financiering gezocht. De populatie lijkt momenteel niet bedreigd. We stellen daarom voor om ingaande per 2002 slechts een minimale telling te verrichten. Hierbij wordt op \xc3\xa9\xc3\xa9n dag (in de periode 5-25 augustus) een telling van traject A uitgevoerd, plus een snelle inventarisatie van de andere deelpopulaties. De rapportage is beknopt en bestaat uit de veldformulieren, met een samenvatting waarin een grove populatieomvang wordt bepaald, met een korte toelichting. Eens in de vijf jaar zal een uitgebreide telling worden verricht, conform de jaren 1999, 2000 en 2001.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Bescherming
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 11
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Ongewervelde fauna van het Rijntakkengebied, met veldstudie in uiterwaarden rond Zaltbommel deelrapport libellen (odonata) \nIn opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost heeft EIS-Nederland in 2001 en 2002 een inventarisatie uitgevoerd van terrestrische ongewervelde dieren in vijf uiterwaarden langs de Waal rond Zaltbommel (Gelderland). Het gaat om de Breemwaard, de Gamerensche waard, de Heesseltsche waard, de Hurwenensche waard en de Rijswaard. Dit rapport behandelt de resultaten van deze inventarisatie met betrekking tot libellen (Odonata). Het project had als eerste doel om een referentiekader te verkrijgen voor de diversiteit van uiterwaarden van de Rijntakken. Daarnaast worden de resultaten in verband gebracht met het overstromingsregime van de rivier en worden indicatorsoorten bepaald voor biotooptypen in de uiterwaarden. Elke uiterwaard is zowel in 2001 als in 2002 twee keer onderzocht op het voorkomen van libellen. Daarnaast is elk kribvak tijdens veldwerk aan de ecologie van de rivierrombout Gomphus flavipes specifiek onderzocht op het voorkomen van deze soort. Om de resultaten in een breder kader te kunnen plaatsen, is met behulp van het landelijk libellenbestand NVL/De Vlinderstichting/EIS-Nederland een overzicht samengesteld van de soorten die bekend zijn uit de uiterwaarden van de Nederlandse Rijntakken. Aan de hand van dit overzicht zijn de soorten bepaald met een voorkeur voor de Rijntakken. Vanaf 1980 zijn er 45 soorten libellen aangetroffen in het Rijntakkengebied, hiervan zijn er 15 die zich zelden of nooit in het Rijntakkengebied voortplanten en voornamelijk als zwerver zijn waargenomen. Van de 30 overige soorten hebben er 14 een significante voorkeur voor de Rijntakken. In het Rijntakkengebied komen drie soorten voor die gebonden zijn aan stromend water voor. Twee hiervan (Weidebeekjuffer Calopteryx splendens en beekrombout Gomphus vulgatissimus) zijn in het Rijntakkengebied vrij zeldzaam en komen veel algemener voor in beken in het oosten en zuiden van Nederland. De derde soort, de rivierrombout Gomphus flavipes, heeft een zeer sterke voorkeur voor het Rijntakkengebied en het overgrote deel van de Nederlanse populaties bevindt zich hier. Het merendeel van de soorten van het Rijntakkengebied betreffen in Nederland algemene soorten met een weinig kritische biotoopkeuze. Ook een groot deel van de soorten met een voorkeur voor het Rijntakkengebied valt in deze categorie. Een belangrijke uitzondering hierop zijn een drietal soorten (Aeshna isoceles, Brachytron pratense, Libellula fulva) die voorkomen bij wateren met verlandingsvegetaties zoals oude strangen. Deze soorten komen in Nederland vooral voor in laagveenmoerassenen maar zijn daarbuiten vrij schaars. Deze soorten zijn in het rivieengebied vermoedelijk achteruitgegaan maar zijn plaatselijk nog talwijk. Behalve de bovengenoemde soorten van verlandingsvegetaties kwam aan het begin van de 20ste eeuw ook de groene glazenmaker Aeshna viridis, in het Rijntakkengebied voor. Deze soort plant zich alleen voort bij uitgebreide krabbescheervelden, een vegetatietype wat tegenwoordig niet meer in de uiterwaarden te vinden is. In de uiterwaarden van Zaltbommel zijn er 26 soorten libellen aangetroffen. Op de plasrombout Gomphus pulchellus na zijn alle soorten met een voorkeur voor het Rijntakkengebied tijdens de inventarisatie aangetroffen. De soortdiversiteit neemt toe naarmate de afstand tot de rivier toeneemt. De meeste soorten worden aangetroffen op plekken met uitgebreide water- en oevervegetaties. Deze vegetaties zijn vooral aanwezig in de geulen tegen de winterdijk aan. Frequentere en intensievere overstromingen maken het ontstaan van dit soort vegetatie onmogelijk. Struweel en bos gelegen aan de stroomopwaartse kant lijkt een beschermende werking voor de oevervegetatie te hebben en leidt daardoor tot soortenrijke libellenbiotopen.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 12
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Sprinkhanen in de uiterwaarden rond Zaltbommel \nIn opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost, werd door EIS-Nederland in 2001 een inventarisatie verricht in vijf uiterwaarden langs de Waal ten oosten (rechter- en linkeroever) en westen (linker-oever) van Zaltbommel. Deze inventarisatie dient mogelijk als basis voor verder onderzoek naar de indicatorwaarde van ongewervelden in de uiterwaarden. De inventarisatie richtte zich op sprinkhanen, libellen, bijen, wespen, zweefvliegen en spinnen. In dit rapport worden de resultaten met betrekking tot de sprinkhanen behandeld. De tijdens dit onderzoek ge\xc3\xafnventariseerde uiterwaarden betreffen de Breemwaard, Gamerensche waard, Heesseltsche waard, Hurwenensche waard en de Rijswaard. In totaal werden twaalf soorten sprinkhanen waargenomen. Het aantal soorten per uiterwaard varieerde van 9 tot 12 (zie onderstaande tabel). De verwachting is dat bij verder onderzoek het aantal soorten per uiterwaard rond de 12 blijft.\nUiterwaard Aantal soorten sprinkhanen\nBreemwaard 10\nGamerensche waard 9\nHeesseltsche waard 9\nHurwenensche waard 11\nRijswaard 12\nVan de negen in het Nederlandse uiterwaardengebied algemene soorten werden er acht aangetroffen. Twee Nederlandse soorten, de bramensprinkhaan Pholidoptera griseoaptera en het kalkdoorntje Tetrix tenuicornis, hebben een belangrijk deel van hun areaal in het uiterwaardengebied. De bramesprinkhaan is algemeen in alle onderzochte uiterwaarden aangetroffen. Het kalkdoorntje is in 1994 bij de spoordijk bij Zaltbommel gevonden maar is bij de huidige inventarisaties niet aangetroffen. Op de gouden sprinkhaan Chrysochraon dispar na zijn alle aangetroffen soorten algemeen in Nederland. De gouden sprinkhaan is vrij zeldzaam en staat op de Rode lijst als kwetsbaar. De precieze biotoop van deze soort in de uiterwaarden is niet bekend. Wel lijkt het erop dat deze soort in de uiterwaarden veel drogere biotopen prefereert dan in de rest van Nederland. Sprinkhanen zijn in Nederland een soortenarme groep en in de uiterwaarden komen relatief weinig karakteristieke soorten voor. Dit maakt sprinkhanen ten opzichte van soortenrijkere groepen minder geschikt om als indicatoren te dienen. Wel is het misschien mogelijk om uitspraken te doen aan de hand van kwantitatieve gegevens maar hierover is nog weinig informatie beschikbaar.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 13
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Lucanus ; cervus
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 14
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Biologie ; Ecologie ; Bescherming ; Lucanus ; cervus
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 15
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bedreigde en verdwenen land- en zoetwaterweekdieren in Nederland (Mollusca) basisrapport met voorstel voor de rode lijst \nDit rapport bevat het voorstel voor een Rode Lijst voor Nederlandse terrestrische en aquatische weekdieren. Voor de vertegenwoordigers van het fylum Mollusca wordt behalve de naam \xe2\x80\x98weekdieren\xe2\x80\x99, ook \xe2\x80\x98mollusken\xe2\x80\x99 gebruikt, of \xe2\x80\x98schelpdieren\xe2\x80\x99. In de lijst is een onderverdeling gemaakt in terrestrische mollusken (landslakken) en aquatische mollusken (waterslakken en twee\xe2\x80\x93 kleppigen). In de laatste categorie vallen alle soorten uit zoet, binnendijks water. De mariene aquatische soorten zijn, uitgezonderd enkele in binnendijks brak water voorkomende soorten, buiten beschouwing gebleven. Indien gesproken wordt van aquatische mollusken, wordt dan ook steeds bedoeld: \xe2\x80\x98exclusief puur mariene soorten\xe2\x80\x99. De Rode Lijst werd samengesteld in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, door EIS-Nederland en de ANM-projectgroep (Atlasproject Nederlandse Mollusken), in samenwerking met Stichting ANEMOON. Om te komen tot het voorstel, werden aan de hand van de verspreidingsgegevens in de ANM-molluskendataset berekeningen gemaakt met behulp van een zeldzaamheidscriterium: de relatieve areaalgrootte in de periode 1985-2000 (de actuele periode) en een trendcriterium: de relatieve areaalgrootte uit de periode 1985-2000, vergeleken met 1900-1965 (de referentieperiode). Beide criteria zijn vastgesteld door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en worden gebruikt bij het defini\xc3\xabren van Nederlandse Rode Lijstsoorten. Aan de hand van de berekende waarden zijn vervolgens alle terrestrische en niet-mariene aquatische mollusken die als inheems worden beschouwd, ingedeeld in klassen. Van de 68 beschouwde soorten aquatische mollusken wordt voorgesteld er 27 op te nemen op de Rode Lijst (basistabel A). Hiervan zijn er 3 gekwalificeerd als verdwenen (VN), 3 als ernstig bedreigd (EB), 6 als bedreigd (BE), 14 als kwetsbaar (KW) en 1 als gevoelig (GE). Van de inheemse soorten die niet op de Rode Lijst zijn geplaatst, kunnen er momenteel 40 gekwalificeerd worden als thans niet bedreigd (TNB). Van 5 soorten zijn onvoldoende betrouwbare gegevens voorhanden (categorie OG). Hiernaast zijn in Nederland nog 9 soorten levend aangetroffen die volgens de LNV-criteria \xe2\x80\x98niet inheems\xe2\x80\x99 en \xe2\x80\x98nog niet ingeburgerd\xe2\x80\x99 zijn (exoten/gasten). Deze zijn nog niet opgenomen in de Rode Lijst, voor sommige zijn echter al wel de analyseresultaten gegeven (basistabel C). E\xc3\xa9n soort wordt niet meer tot de Nederlandse fauna gerekend. Van de 93 beschouwde terrestrische mollusken wordt voorgesteld er 41 op te nemen op de Rode Lijst (basistabel B). Hiervan zijn er 2 gekwalificeerd als verdwenen (VN), 4 als ernstig bedreigd (EB), 12 als bedreigd (BE), 16 als kwetsbaar (KW) en 7 als gevoelig (GE). Van de inheemse soorten die niet op de lijst zijn geplaatst, kunnen er momenteel 53 gekwalificeerd worden als thans niet bedreigd (TNB). Van 3 soorten zijn de gegevens dusdanig beperkt of onbetrouwbaar, dat deze moesten worden geplaatst in de categorie onvoldoende gegevens (OG). Het gaat onder andere om soortcomplexen waarbinnen meerdere recent opgesplitste soorten vallen (zie 3.1). Naast de 97 als inheems beschouwde terrestrische soorten, komen in Nederland 19 soorten voor die volgens de LNV-criteria \xe2\x80\x98niet inheems\xe2\x80\x99 en \xe2\x80\x98nog niet ingeburgerd\xe2\x80\x99 zijn (exoten/gasten). Hoewel van een aantal soorten inmiddels wel degelijk redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze zijn \xe2\x80\x98ingeburgerd\xe2\x80\x99, werden deze nog niet opgenomen in de Rode Lijst. Van sommige zijn echter al wel de analyseresultaten gegeven (basistabel C).
    Keywords: Nederland ; Rode lijst ; Bescherming ; Trends
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 16
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Verspreiding en fenologievan de boorvlieg Rhagoletis cingulata in Nederland (Diptera: Tephritidae)\nIn opdracht van de Plantenziektenkundige Dienst heeft EIS-Nederland van 10 juli t/m 2 oktober 2003 een onderzoek uitgevoerd naar de verspreiding en de fenologie van de boorvlieg Rhagoletis cingulata in Nederland. Dit onderzoek concentreerde zich op Zeeland, omdat de soort daar als eerste gevonden was. Op twee locaties op Walcheren (De Zandput en het Oranjebos, bij Oranjezon) en \xc3\xa9\xc3\xa9n op Schouwen (Het Zeepe, bij Burgh) werden lijmvallen van het merk Pherocon AM (zonder lokstoffen) opgehangen. Verder werden diverse locaties met sleepnetten bemonsterd. Ook buiten de eilanden zijn verschillende locaties onderzocht. Dit onderzoek vormt een aanvulling op de landelijke inventarisatie die in 2003 is uitgevoerd door de Plantenziektenkundige Dienst, met behulp van lijmvallen. Rhagoletis cingulata is, behalve op de Zeeuwse eilanden, ook waargenomen in de Noord- en Zuid-Hollandse duinen en in Zuid Limburg. Rhagoletis cingulata heeft een lange vliegtijd in Nederland, waarbij het begin, vanwege de late start van dit onderzoek niet vastgesteld kon worden. Gedurende de hele periode, van 10 juli tot en met 2 oktober, zijn er exemplaren aangetroffen. De fenologie van R. cingulata vertoont een opmerkelijk verschil tussen het gebied De Zandput en de gebieden Het Zeepe en Het Oranjebos. Voor de beide laatste gebieden ligt het begin van de vliegtijd naar alle waarschijnlijkheid hooguit enkele weken voor de aanvang van dit onderzoek. Voor het gebied De Zandput geldt dat het begin van de vliegtijd veel eerder ligt. Twee mogelijke verklaringen voor dit verschil zijn; een intrinsiek (genetisch) verschil tussen de populaties of het betreft twee verschillende soorten. De fenogrammen van Het Oranjebos en Het Zeepe vertonen twee pieken. Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt door de extreme weersomstandigheden in de periode tussen de beide pieken en niet door een eventuele tweede generatie. Bemonstering met lijmvallen van het merk Pherocon AM geeft een goed beeld van de ontwikkeling van de populatieomvang, mits de vallen op de juiste manier en op de juiste plaats opgehangen worden. De vallen dienen aan de buitenkant van de waardplanten (Prunus serotina) opgehangen te worden, enigszins vrij van takken en bladeren. Bovendien dient men er zeker van te zijn dat er een populatie aanwezig is op de betreffende boom, het ophangen van de val in eventuele naburige bomen waar geen populatie op aanwezig is, vermindert de trefkans aanzienlijk. De vallen kunnen ook gebruikt worden om de aanwezigheid vast te stellen. Tijdens dit onderzoek zijn er alleen populaties van Rhagoletis cingulata aangetroffen op de reeds bekende waardplant; Amerikaanse vogelkers Prunus serotina. Daarnaast is er slechts \xc3\xa9\xc3\xa9n exemplaar aangetroffen op lijsterbes Sorbus aucuparia, die in de buurt van Amerikaanse vogelkers stond.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Exoot ; Uitbreiding ; Fenologie ; Ecologie ; Biologie ; Biotopen ; Waardplanten
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 17
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Invasieve Arthropoda in Nederland: een eerste inventarisatie \nHieronder worden soorten verstaan die zich sinds 1950 in Nederland gevestigd hebben en zich sterk hebben uitgebreid. Het overzicht kwam tot stand via een enqu\xc3\xaate onder circa 50 specialisten en beperkt zich tot de soorten waarvan het invasieve karakter duidelijk en gedocumenteerd is. De totale lijst bevat 104 invasieve soorten Arthropoda en geeft basale informatie over het voorkomen in Nederland, biologie, ecologie en relevante literatuur.\nDe volgende resultaten met betrekking tot de herkomst van invasieve Arthropoda zijn gepresenteerd:\n\xe2\x80\xa2 het grootste deel (73%) van de invasieve Arthropoda is afkomstig uit Europa;\n\xe2\x80\xa2 de niet-Europese invasieve Arthropoda zijn afkomstig uit alle andere werelddelen (behalve\nAntarctica), met een relatief groot aandeel Noord-Amerikaanse soorten (11%);\n\xe2\x80\xa2 de Europese invasieve Arthropoda hebben zich grotendeels (88%) op actieve wijze gevestigd;\n\xe2\x80\xa2 de niet-Europese invasieve soorten hebben zich op passieve wijze gevestigd.\nDe volgende resultaten met betrekking tot schadelijkheid van invasieve Arthropoda zijn gepresenteerd:\n\xe2\x80\xa2 van alle invasieve Arthropoda geldt 36% als schadelijk;\n\xe2\x80\xa2 van de Europese invasieve Arthropoda geldt 22% als schadelijk;\n\xe2\x80\xa2 van de niet-Europese invasieve Arthropoda geldt 75% als schadelijk.\nEen selectie van 33 soorten wordt uitgebreid besproken. De eerste 13 hiervan zijn sinds 1992 voor het eerst in Nederland aangetroffen. De discussie gaat in op de volledigheid van het overzicht, de herkomst en de schadelijkheid van de invasieve Arthropoda.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Uitbreiding ; Exoten
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 18
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Vliegen, bijen en wespen in de uiterwaarden rond Zaltbommel \nIn opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost, werd door EIS-Nederland in 2001 een inventarisatie verricht in vijf uiterwaarden langs de Waal ten oosten (rechter- en linkeroever) en westen (linker-oever) van Zaltbommel. Deze inventarisatie dient als basis voor verder onderzoek naar de indicatorwaarde van ongewervelden in de uiterwaarden. De inventarisatie richtte zich op sprinkhanen, libellen, bijen, wespen, zweefvliegen en spinnen. In dit rapport worden de resultaten met betrekking tot de bijen, wespen en zweefvliegen behandeld. De onderzochte gebieden zijn de Breemwaard, de Gamerensche waard, de Heesseltsche waard, de Hurwenensche waard en de Rijswaard. Deze vijf uiterwaarden zijn ge\xc3\xafnventariseerd op de volgende families: zweefvliegen (Syrphidae), bijen (Apidae), graafwespen (Crabronidae & Sphecidae), spinnendoders (Pompilidae), plooivleugelwespen (Vespidae), keverdoders (Tiphiidae) en goudwespen (Chrysididae). Blaaskopvliegen (Conopidae), boorvliegen (Tephritidae), dazen (Tabanidae), prachtvliegen (Otitidae), roofvliegen (Asilidae), sluipvliegen (Tachinidae) viltvliegen (Therevidae) en wapenvliegen (Stratiomyidae) zijn in beperkte mate verzameld. Dit verslag bespreekt de aangetroffen fauna. Er zijn 62 soorten zweefvliegen, 45 soorten bijen en 53 soorten wespen aangetroffen. De gebieden zijn niet erg soortenrijk en er zijn weinig bijzondere soorten gevonden. Bij de zweefvliegen bevat alleen de moerasfauna enkele interessante soorten, zoals Neoascia geniculata en N. interrupta. Vergeleken met het hele Nederlandse soortenspectrum is het aandeel van soorten met waterbewonende larven in de uiterwaarden zeer hoog. De andere ecologische groepen (predatoren, fytofagen en houtbewoners) zijn duidelijk minder vertegenwoordigd en bevatten voornamelijk weinig kritische soorten. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de geringere tolerantie voor overstroming in het larvale stadium. Onder de aangetroffen roofvliegen is Machimus cowini een interessante soort, die een sterke voorkeur voor oeverwallen lijkt te hebben. De soort komt in alle onderzochte uiterwaarden voor. Er zijn vier zeldzame bijensoorten gevonden: Andrena labialis, A. rosae, A. semilaevis en Nomada stigma. Het betreft incidentele vondsten die niet duidelijk maken of het om populaties gaat, behalve bij Andrena labialis; deze soort is in aantal in de Rijswaard gevonden. Nomada stigma parasiteert in de nesten van deze soort. Vermeldenswaard is ook het in grote aantallen voorkomen van de kattenstaartbij Melitta nigricans, die karakteristiek genoemd kan worden voor de moerassen in de uiterwaarden. Bijzondere graafwespen zijn: Crossocerus vagabundus, Mimumesa atratina, Psenulus brevitarsis, P. laevigatus en Rhopalum gracile. Het is opvallend dat al deze soorten hun nesten bouwen in dood hout. Verder is een zeldzame spinnendoder gevonden: Dipogon variegatum. Deze soort was voorheen alleen bekend uit Maastricht. De gegevens van de zweefvliegen leenden zich het best voor een verdere analyse van de soortensamenstelling. Deze data zijn gebruikt voor een poging om per uiterwaardenbiotoop een lijst van karakteristieke soorten te bepalen. Dit is gedaan met een berekening van indicatorwaarden en met NMS-ordinaties in het computerprogramma PC-Ord. De berekening van indicatorwaarden leverde weinig op. De NMS-ordinatie gaf meer inzicht in de voorkeuren van soorten binnen de uiterwaarden. Per biotoopcategorie kon een voorlopige lijst van karakteristieke zweefvliegsoorten worden opgesteld. Om bij het vervolg van de inventarisaties beter interpreteerbare resultaten te vinden, zullen gestandaardiseerde aantalsschattingen gemaakt moeten worden en moet al in het voorjaar met het veldwerk begonnen worden.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 19
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Spinnen in de uiterwaarden rond zaltbommel \nIn opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost, werd door EIS-Nederland in 2001 een inventarisatie verricht in vijf uiterwaarden langs de Waal ten oosten (rechter- en linkeroever) en westen (linker-oever) van Zaltbommel. Deze inventarisatie dient als basis voor verder onderzoek naar de indicatorwaarde van ongewervelden in de uiterwaarden. De inventarisatie richtte zich op sprinkhanen, libellen, bijen, wespen, zweefvliegen en spinnen. In dit rapport worden de resultaten met betrekking tot de spinnen behandeld. De samenstelling van de spinnenfauna van de vijf uiterwaarden werd bestudeerd aan de hand van vangsten met vangpotjes. De veldperiode was beperkt tot de maanden augustus en september (2001). In totaal werden 3419 exemplaren gevangen en gedetermineerd en 45 soorten uit zeven families vastgesteld. Dit is aanzienlijk minder dan in vergelijkbare onderzoeken elders in Nederland en in het buitenland Er werden diverse soorten aangetroffen, die kenmerkend zijn voor riviersystemen. Zoals gebruikelijk maakten enkele soorten, die bekend staan als \xe2\x80\x9cverstoringsspinnen\xe2\x80\x9d, meer dan de helft uit van het aantal gevangen exemplaren. Dit is een gevolg van het dynamische milieu in uiterwaarden. Verwacht wordt dat een in de tijd uitgebreider onderzoek met vangpotjes zowel als handvangsten een groter aantal soorten aan het licht zal brengen.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Ecologie
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 20
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: De nauwe korfslak nauwkeuriger bekeken\nIn juni en juli 2001 werd een gerichte inventarisatie van de nauwe korfslak in de Zuid-Hollandse duingebieden uitgevoerd. Het onderzoek gebeurde in opdracht van de Provincie Zuid-Holland en het Expertisecentrum PMR. De nauwe korfslak is vroeger op relatief veel plaatsen in het Nederlandse duingebied gevonden en verspreid in het binnenland. Recent is de soort slechts op een zeer klein aantal plaatsen aangetroffen. Met het in dit rapport gepresenteerde onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan de kennis over de verspreiding van de nauwe korfslak in de Zuid-Hollandse duingebieden. Een actuele aanleiding voor dit onderzoek vormde de keuze voor gebieden waar natuurcompensatie kan plaatsvinden in het kader van de aanleg van de 2e Maasvlakte. Tijdens het onderzoek werden zoveel mogelijk oude vindplaatsen in het Zuid-Hollandse duingebied bezocht, om te bezien of de soort er nog voorkomt. In totaal werden 56 locaties in 37 kilometerhokken bezocht, verspreid over zeven duingebieden: Goeree, Voorne, Maasvlakte e.o., Hoek van Holland e.o., Meijendel, Berkheide, Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD). Vertigo angustior werd in alle duingebieden, behalve bij Hoek van Holland, aangetroffen, in totaal op 12 locaties (10 kilometerhokken): Voorne (vier), omgeving van de Maasvlakte (twee populaties, waaronder de Brielse Gatdam), Meijendel (\xc3\xa9\xc3\xa9n), Berkheide (\xc3\xa9\xc3\xa9n) en Amsterdamse Waterleidingduinen (twee). Op de locatie Arendsduin/Banken werd V. angustior niet aangetroffen. Op Goeree* werden geen levende dieren aangetroffen, wel oude en verse schelpen, ieder op een locatie. In dit rapport worden de resultaten uit dit onderzoek toegelicht. De nauwe korfslak is opgenomen op Annex II van de Habitatrichtlijn en heeft daarom een bijzondere internationale beschermingsstatus. In het nabije buitenland is de soort bijzonder schaars en ook sterk achteruit gegaan. Van Belgi\xc3\xab is slechts \xc3\xa9\xc3\xa9n recente populatie bekend en van Groot-Brittanni\xc3\xab acht. Hiermee zijn de Zuid-Hollandse populaties van groot internationaal belang. Dit geeft de Nederlandse overheid en natuurbeschermingsorganisaties een bijzondere verantwoordelijkheid voor deze soort.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Herkenning ; Biotoop ; Vertigo angustior
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 21
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bedreigde en verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.)\nbasisrapport met voorstel voor de rode lijst Dit rapport bevat het voorstel voor een Rode Lijst van de Nederlandse bijen (Apidae s.l.). De Rode Lijst werd samengesteld door Stichting EIS-Nederland in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De Rode-Lijststatus is bepaald aan de hand van een combinatie van een zeldzaamheids- en een trendcriterium. De zeldzaamheid werd bepaald met het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin een soort is aangetroffen in de periode 1970-2001 (actuele periode). De trend werd bepaald door de status in de actuele periode te vergelijken met de status in de periode voor 1970 (referentieperiode). Van de 338 in Nederland aangetroffen bijensoorten komen er 188 (56%) op de Rode Lijst: 35 soorten zijn verdwenen, 31 ernstig bedreigd, 52 bedreigd, 53 kwetsbaar en 17 gevoelig. In totaal zijn 16 soorten niet beschouwd, omdat onvoldoende gegevens beschikbaar waren of omdat de soort niet als inheems is beschouwd. Elke bijensoort van de Rode Lijst wordt afzonderlijk besproken. In elke soorttekst komen het voorkomen in Nederland, de biotoop, de nestelwijze, het bloembezoek en de vliegtijd van de soort aan bod. In de basistabel achterin het rapport wordt voor het eerst voor elke Nederlandse bijensoort een Nederlandse naam gepresenteerd. In de discussie wordt de Rode Lijst van de bijen vergeleken met Rode Lijsten van andere floraen faunagroepen. Hieruit blijkt dat bijen ernstiger bedreigd worden dan de meeste andere groepen. Als mogelijke oorzaken hiervan worden genoemd de verarming van de flora, het verdwijnen van \xe2\x80\x98kleine landschapselementen\xe2\x80\x99, de vermesting van de bodem, de versnippering van leefgebieden en concurrentie om voedselbronnen met honingbijen. Naar aanleiding hiervan worden enkele vuistregels gegeven voor een bijenvriendelijk beheer van natuurgebieden.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Beschermin ; Trends ; Rode lijst
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 22
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Ongewervelde fauna van het Rijntakkengebied, met veldstudie in uiterwaarden rond Zaltbommel \nIn 2001 en 2002 is in opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost, door EIS-Nederland en stichting Anemoon een inventarisatie uitgevoerd naar het voorkomen van terrestrische mollusken (landslakken) in een vijftal uiterwaarden van de Waal nabij Zaltbommel. Het betreft locaties aan de oostkant (noord- en zuid-oever) en de westkant (zuid-oever) in de Breemwaard, Gamerensche waard, Heesseltsche waard, Hurwenensche waard en Rijswaard. Doel van het onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de indicatorwaarde van ongewervelden in de uiterwaarden. Naast het onderzoek naar mollusken, zijn in dezelfde periode inventarisaties uitgevoerd gericht op loopkevers, sprinkhanen, libellen, bijen, wespen, zweefvliegen en spinnen. Er is voornamelijk gekeken naar landbewonende mollusken (Gastropoda, Pulmonata). Zoetwatermollusken (Gastropoda, Bivalvia) werden alleen bij de inventarisaties betrokken wanneer ze levend werden aangetroffen in dezelfde biotoop (met name in bodemmonsters). Van de 91 soorten landmollusken die na 1980 in Nederland waargenomen zijn er 54 in het Rijntakkengebied waargenomen. Opvallend is dat 13 van de 54 uit het Rijntakkengebied tijdens het veldwerk bij Zaltbommel als nieuw voor de Rijntakken werden gevonden. Dit laat zien dat de terristrische fauna van de Rijntakken slechts matig onderzocht is. Met zo\xe2\x80\x99n 59% van de Nederlandse soorten zijn landmollusken in het Rijntakkengebied goed vertegenwoordigt. Slechts vier soorten terrestrische mollusken blijken een voorkeur te hebben voor het Rijntakkengebied. Het gaat hierbij om drie soorten die vooral voorkomen op ruwe harde substraten (meestal decennia-oude knotwilgen) en om slechts \xc3\xa9\xc3\xa9n soort van lage vegetaties. Deze soort, oever-lookslak Pseudotrichia rubiginosa, komt vooral voor in modderige plekken in graslanden of bossen en is in Nederland bijna geheel beperkt tot uiterwaarden. In de uiterwaarden bij Zaltbommel werden 41 soorten terrestrische mollusken aangetroffen wat een aanzienlijk percentage (76%) van de uit het Rijntakkengebied bekende molluskenfauna is. Het gaat hierbij grotendeels om in Nederland algemene en wijdt verbreide soorten. De soortenrijkdom en soortsamenstelling laat per uiterwaard geen duidelijke verschillend zien. Wel zijn er enkele soorten waarvan de presentie per uiterwaard sterk verschilt. Opvallend is dat 19 van de 41 soorten in minder dan 2% van de locaties werd aangetroffen. Veel soorten hebben dus een zeer beperkte verspreiding binnen de uiterwaarden. Er is geen verband gevonden tussen de diversiteit en de de q-mean (maat voor de overstromingsintensiteit) en de gemiddelde hoogte (maat voor de overstromingsduur en frequentie). Relatief veel soorten zijn aangetroffen op een zeer beperkt aantal locaties. Mogelijk komt dit doordat de invloed van de rivier ervoor zorgt dat geschikt biotoop jaarlijks op deels andere plekken aanwezig is waardoor relatief veel biotoop onbenut blijft.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Ecologie
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 23
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Informatieplan ongewervelden in beleid en beheer \nIn het informatieplan \xe2\x80\x98Ongewervelden in beleid en beheer\xe2\x80\x99 zijn met behulp van diverse bronnen de beleids- en beheervragen in kaart gebracht. De informatiebehoefte in het Nederlandse natuurbeleid wordt steeds sterker toegespitst op wettelijk beschermde soorten. Anderzijds zijn er diverse voorbeelden van beleidsvragen die betrekking hebben op andere ongewervelden. Enkele voorbeelden zijn: soorten die reageren op klimaatsveranderingen, aquatische organismen, invasieve soorten, schadelijke soorten en bosfauna. Dit biedt EIS-Nederland goede kansen om ongewervelden onder aandacht te blijven brengen. Het blijkt steeds moeilijker te worden om aandacht van natuurbeheerders te krijgen voor bedreigde ongewervelden die buiten wet- en regelgeving vallen. Daar komt bij dat het produceren van rapporten en plannen niet genoeg is. Persoonlijk contact met beheerders is essentieel. Indien EIS-Nederland serieus werk wil maken van bescherming van ongewervelde dieren dan zal een veel grotere inspanning nodig zijn.
    Keywords: Nederland ; Natuurbeleid ; Natuurbescherming
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 24
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Bijenfauna en beheer van zeven terreinen van Natuurmonumenten \nIn 1999 en 2000 verrichtten medewerkers van EIS-Nederland veldonderzoek naar de wilde bijenfauna in zeven terreinen van Natuurmonumenten: het Dwingelderveld, Huis ter Heide, het Korenburgerveen, de Loonse en Drunense duinen, het Naardermeer, groeve Sweijer en Nationaal Park Zuid-Kennemerland. De resultaten van deze inventarisaties worden in dit rapport per terrein besproken en aan de hand hiervan worden beheersaanbevelingen gedaan ten behoeve van de bijenfauna. De inleiding besteedt aandacht aan algemene beheersmaatregelen ten behoeve van de bijenfauna. \nDwingelderveld Tijdens de inventarisatie zijn 55 soorten gevonden, waaronder 13 bedreigde (24 %). Dit is van de zeven onderzochte terreinen het hoogste aantal bedreigde soorten, wat aangeeft dat het Dwingelderveld een belangrijk terrein is voor bijen. Dit geldt met name voor de delen met veel afwisseling in kleine landschapselementen. Deze elementen moeten dan ook gekoesterd worden. De grote, structuurarme struikheidevelden zijn voor bijen niet interessant. Op enkele voor wilde bijen belangrijke plaatsen waren veel honingbijen aanwezig, die afkomstig waren uit nabijgelegen bijenkasten. Deze kasten zouden op andere plaatsen gezet en bovendien in aantal teruggebracht moeten worden. \nHuis ter Heide Tijdens de inventarisatie zijn 73 soorten gevonden, waaronder 10 bedreigde. Dit is een hoog aantal, wat verheugend is in een gebied waarvan veel delen pas sinds kort als natuurgebied worden beheerd. De omvorming van agrarisch land naar heide en schrale graslanden in het kader van het inrichtingsplan Lobelia zal naar verwachting een gunstig effect op de bijenfauna hebben. Er worden enkele aandachtspunten genoemd waarmee Natuurmonumenten in het beheer rekening mee kan houden, zoals het uitrasteren van delen van bosranden om de vestiging van hout- en stengelbewonende bijen te bevorderen. \nKorenburgerveen In het Korenburgerveen werden 36 bijensoorten gevonden. De enige soort die voorheen uit het gebied bekend was, Andrena marginata, is niet teruggevonden. Het vrij lage soortenaantal wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een gebrek aan nestelgelegenheid. Hier is in een veengebied, waar weinig droge plekken zijn, weinig aan te doen. Meer nestelgelegenheid kan gecre\xc3\xaberd worden door dood hout en wortelkluiten te laten liggen, bosranden plaatselijk uit te rasteren, houtwallen te ontwikkelen en steilwandjes langs veenpaden schaduwvrij te maken. Op de gras- en hooilandjes langs de droge zuidoost- en noordwestranden van het terrein kan door afstemming van het maai- en begrazingsbeheer de bloemenrijkdom verhoogd worden. \nLoonse en Drunense duinen Dit terrein is al vele jaren \xc3\xa9\xc3\xa9n van de best op bijen onderzochte terreinen van Natuurmonumenten. In 1999 en 2000 werden 60 soorten gevonden, waarmee het totale soortenaantal voor het gebied op 122 komt. De bijenfauna van het centrale, open stuifzandgedeelte is karakteristiek, maar kwetsbaar. In dit gedeelte zouden bijenkasten geweerd moeten worden, om de druk op de kleine populaties te verkleinen. Nestelgelegenheid voor houtbewonende bijen is weinig aanwezig. Hier kan iets aan gedaan worden door middel van plaatselijke uitrastering van bosranden. Grote delen van het terrein zijn arm aan bloemen. Door de recent aangekochte, aangrenzende landbouwpercelen te ontwikkelen als schrale hooi- en graslanden, kunnen bloemrijke terreinen ontstaan. Enkele oude heiderestanten in dennenbos dreigen te verdwijnen. Dit kan met plaggen voorkomen worden. \nNaardermeer Tijdens de inventarisaties zijn 58 soorten bijen gevonden, waarmee het totale soortenaantal in het gebied op 74 komt. Enkele aangrenzende terreinen, die niet in het bezit zijn van Natuurmonumenten, dragen door hun bloemenrijkdom duidelijk bij aan de diversiteit van het terrein. De meeste winst voor de bijenfauna kan worden behaald door het ontwikkelen van bloemrijke hooi- en graslanden langs de randen van het Naardermeer. Hiervoor zal het maai- en begrazingsbeheer aangepast moeten worden. \nGroeve Sweijer Tijdens de inventarisatie zijn 37 soorten gevonden. Dit is geen hoog aantal, zeker gezien het aantal van 109 soorten dat in het databestand van groeve Sweijer staat geregistreerd. Waarschijnlijk zijn veel gegevens uit de omgeving door onnauwkeurigheden in de co\xc3\xb6rdinaten ten onrechte tot dit terrein gerekend. Dit hoge soortenaantal geeft aan dat groeve Sweijer erg interessant voor bijen zou kunnen zijn. Om dit te bereiken zal wel het \xc3\xa9\xc3\xa9n en ander aan de inrichting moeten gebeuren, zoals het afgraven van (delen van) de bovenlaag van het terrein. \nNationaal Park Zuid-Kennemerland Er zijn tijdens de inventarisatie 33 soorten gevonden en het totale aantal uit het terrein bekende soorten is 44. Dit valt tegen voor een duingebied. De oorzaak van het lage soortenaantal is waarschijnlijk het gebrek aan bloemen, want nestelgelegenheid is er ruim voldoende. Een mogelijke oorzaak van de bloemenarmoede is het gebrek aan dynamiek in het terrein. De begrazing door paarden en koeien in het gebied lijkt gunstig te zijn voor de bloemenrijkdom en dus voor de bijenfauna. Het afsluitende hoofdstuk geeft een overzicht van de gevonden aantallen soorten in de terreinen, zowel voor de periode tot en met 1998 als de inventarisaties in 1999 en 2000. Hierbij gaat ook aandacht uit naar het aandeel bedreigde soorten in de gebieden.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Bescherming ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 25
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Bescherming
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 26
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Inhaalslag verspreidingsonderzoek vliegend hert \nIn 2004 heeft EIS-Nederland in opdracht van het Expertisecentrum van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een inhaalslag uitgevoerd, waarbij de actuele verspreiding van het Vliegend hert Lucanus cervus in kaart is gebracht. \nDe voorgenomen doelen hierbij waren: \n\t- Door middel van oproepjes in regionale en landelijke media een zo groot mogelijke aanvulling krijgen van het landelijke verspreidingsoverzicht. \n\t- Door middel van veldwerk zekerheid krijgen over de aanwezigheid van de soort in Utrecht, bij de Holterberg en Enschede. \n\t- Door middel van het organiseren van een voorlichtingsdag voor beheerders een beter zicht krijgen op de aanwezigheid van populaties tussen de Noord-Veluwe en de Zuidoost-Veluwe. \n Er is in 2004 groot publiciteitsoffensief rondom het vliegend hert ontketent. In totaal werden 447 persberichten verstuurd aan nationale en regionale media, 726 posters aan campings en bezoekerscentra en 20 korte artikelen voor natuurbladen. Dit bracht een vliegwieleffect teweeg. Zo verscheen de oproep ook op allerlei websites van natuurorganisaties. Dit leverde in totaal 341 waarnemingen van het vliegend hert op. De soort bleek op de Veluwe een groter verspreidingsgebied te hebben dan gedacht. De soort komt ook in het noordoosten van de Veluwe voor en ook tussen de populaties in het centrale deel van de Veluwe en de Veluwezoom zijn waarnemingen binnengekomen. Verder is de situatie ten zuiden van Nijmegen verder opgehelderd. Het gerichte veldwerk op de Utrechtse heuvelrug, op de Holterberg en bij Enschede leverde geen waarnemingen op en we concluderen dat de soort hier verdwenen is. Het verzamelen van verspreidingsgegevens via oproepen in de media levert een redelijk betrouwbaar verspreidingsbeeld op. Hiermee is het een goed instrument om over een lange periode in kaart te brengen waar zich populaties bevinden. Door de lage standaardiseringsgraad leent de methode zich slecht voor kortetermijn-monitoring of het volgen van populatieontwikkelingen.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biologie ; Biotopen ; Lucanus ; cervus
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 27
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Ongewervelde fauna van het Rijntakkengebied, met veldstudie in uiterwaarden rond Zaltbommel deelrapport zweefvliegen, bijen, wespen (Diptera, Syrphidae; Hymenoptera, Aculeata)\nIn opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost heeft EIS-Nederland in 2001 en 2002 een inventarisatie uitgevoerd van terrestrische ongewervelde dieren in vijf uiterwaarden langs de Waal rond Zaltbommel (Gelderland). Het gaat om de Breemwaard, de Gamerensche waard, de Heesseltsche waard, de Hurwenensche waard en de Rijswaard. Dit rapport behandelt de resultaten van deze inventarisatie met betrekking tot zweefvliegen (Diptera, Syrphidae), bijen (Hymenoptera, Apidae s.l.) en angeldragende wespen (Hymenoptera, Aculeata: Chrysididae, Pompilidae, Tiphiidae, Vespidae, Crabronidae, Sphecidae). Het project had als eerste doel om een referentiekader te verkrijgen voor de diversiteit van uiterwaarden van de Rijntakken. Daarnaast worden de resultaten in verband gebracht met het overstromingsregime van de rivier en worden indicatorsoorten bepaald voor biotooptypen in de uiterwaarden. Elke uiterwaard is op zeven tot negen verschillende dagen bezocht. Per uiterwaard zijn vier tot 19 locaties bemonsterd. De insecten zijn gevangen met behulp van insectennetten. Om de resultaten in een breder kader te kunnen plaatsen, is met behulp van de landelijke databestanden van EIS-Nederland een overzicht samengesteld van de soorten die bekend zijn uit de uiterwaarden van de Nederlandse Rijntakken. Uit dit overzicht zijn de soorten bepaald met een voorkeur voor de Rijntakken. De biologische en ecologische eigenschappen van deze soorten worden vergeleken met de eigenschappen van alle Nederlandse soorten. Er zijn 163 soorten zweefvliegen bekend uit de Rijntakken, waarvan er 23 een significante voorkeur voor de Rijntakken hebben. Er zijn 69 soorten zweefvliegen gevonden in de onderzochte uiterwaarden, waaronder 17 van de 23 soorten met een voorkeur voor de Rijntakken. Zowel de soorten met een voorkeur voor de Rijntakken als alle soorten die gevonden zijn in de onderzochte uiterwaarden, zijn afwijkend verdeeld over vier ecologische groepen (gebaseerd op larvale levenswijze) in vergelijking met de gehele Nederlandse zweefvliegenfauna. Het grootste verschil zit in het nagenoeg ontbreken van soorten die in houtmolm leven en een groot aandeel van soorten met aquatische larven. Verder blijkt de zweefvliegenfauna van de uiterwaarden relatief meer soorten te bevatten van dynamische, open, vochtige en door de mens gecre\xc3\xaberde biotopen dan de gehele Nederlandse zweefvliegenfauna. Er zijn 149 soorten bijen bekend uit de Rijntakken, waarvan er 29 een significante voorkeur voor de Rijntakken hebben. Er zijn 72 soorten bijen gevonden in de onderzochte uiterwaarden, waaronder 17 van de 29 soorten met een voorkeur voor de Rijntakken. De soorten met een voorkeur voor de Rijntakken en de soorten die gevonden zijn in de ondezochte uiterwaarden zijn niet afwijkend verdeeld over de ecologische groepen, gebaseerd op nestelwijze en bloembezoek, in vergelijking met de gehele Nederlandse fauna. Verder blijkt de bijenfauna van de uiterwaarden relatief meer soorten te bevatten van stabiele, beboste, droge en door de mens gecre\xc3\xaberde biotopen dan de gehele Nederlandse bijenfauna. Er zijn 86 soorten wespen bekend uit de Rijntakken, waarvan er tien een significante voorkeur voor de Rijntakken hebben. Er zijn 61 soorten wespen gevonden in de onderzochte uiterwaarden, waaronder zeven van de tien soorten met een voorkeur voor de Rijntakken. De uiterwaarden herbergen relatief iets minder parasitaire soorten dan de gehele Nederlandse fauna. De soortenaantallen zijn voor zweefvliegen, bijen en wespen afzonderlijk per onderzoekslocatie in verband gebracht met de relatieve hoogte (ten opzichte van de gemiddelde rivierwaterstand) en de q-mean klasse (de stroomsnelheid tijdens overstromingen). De diversiteit van zweefvliegen bleek negatief gecorreleerd te zijn met de relatieve hoogte: hoe hoger, hoe minder soorten. Dit is met name een gevolg van de lagere aantallen soorten met aquatische larven in hoge delen van de uiterwaard. Bij de soorten met prederende larven is dit verband niet aanwezig. De diversiteit van bijen en wespen bleek juist positief gecorreleerd te zijn met de relatieve hoogte: hoe hoger, hoe meer soorten. Dit komt met name door de soortenrijkdom op de oeverwallen. Ook wat de q-mean klasse betreft zijn deze tegengestelde trends zichtbaar: zweefvliegen lijken minder divers te worden bij toenemende q-mean, terwijl bijen en wespen juist in diversiteit toenemen bij hoge q-mean waarden. Deze correlaties zijn echter moeilijk te interpreteren, omdat de relatieve hoogte van de onderzoekslocaties niet gelijk verdeeld zijn over de qmean klassen. Voor elke onderzochte groep zijn per soort indicatorwaarden waarden berekend voor vier biotooptypen en drie categorie\xc3\xabn van relatieve hoogte. Bij de zweefvliegen leverde dit met name indicatorsoorten op voor moerassen. Bij de bijen en wespen kwamen er vooral indicatorsoorten voor hooggelegen locaties uit naar voren, zoals oeverwallen en dijken.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 28
    Publication Date: 2024-01-12
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Ecologie ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 29
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Zweefvliegen en veranderd bosbeheer in Nederland (Diptera, Syrphidae)\nIn de afgelopen 20 jaar is het Nederlandse natuurbeheer zich meer gaan richten op een natuurlijke ontwikkeling van bossen. Hierin staan het streven naar meer structuurvariatie en het bevorderen van natuurlijke processen centraal. Een belangrijk aspect hiervan is het laten liggen van dood hout. In dit rapport wordt onderzocht wat de invloed is van het veranderde bosbeheer op de Nederlandse zweefvliegenfauna. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de zweefvliegsoorten waarvan de larven geassocieerd zijn met oude bomen of dood hout, de zogenaamde \xe2\x80\x98saproxylische\xe2\x80\x99 soorten. In Nederland komen 58 zweefvliegsoorten voor met een dergelijke levenswijze. Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van de Databank Nederlandse Zweefvliegen (EIS-Nederland, NJN, Sectie Diptera NEV). Dit databestand bevat circa 260.000 gegevens van zweefvliegen in Nederland. Voor elke zweefvliegensoort is een trend berekend aan de hand van het voorkomen voor 1988 en vanaf 1988. Uit de resultaten blijkt dat zweefvliegsoorten van bossen sterker toenemen dan soorten die niet in bossen voorkomen. Deze toename wordt met name veroorzaakt door de sterke toename van saproxylische soorten. Van de saproxylische soorten is 59% vooruitgegaan, terwijl dit bij de niet-saproxylische soorten 34% is. Bij een uitsplitsing van saproxylische zweefvliegen in subgroepen van soorten van dood hout, soorten van oude bomen, soorten van sapstromen en soorten van natte boomholten blijkt dat de sterk positieve trend voor al deze groepen geldt. Verder kon geen verschil gevonden worden tussen de trends van loof- en naaldbossoorten. De toename van saproxylische soorten is een landelijke trend, die zich in alle fysisch-geografische regio\xe2\x80\x99s blijkt voor te doen. De enige uitzondering hierop is het Zuid-Limburgse krijt- en l\xc3\xb6ssdistrict. Vermoedelijk kwamen veel saproxylische soorten hier altijd al voor, zodat er geen duidelijke vooruitgang te zien is. Het veranderde bosbeheer wordt als belangrijkste verklaring gezien voor de toename van saproxylische zweefvliegen in Nederland. Tot slot wordt de geschiktheid van saproxylische zweefvliegen als graadmeters voor boskwaliteit besproken.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Uitbreiding ; Ecologie ; Biotopen
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 30
    facet.materialart.
    Unknown
    European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
    Publication Date: 2024-01-12
    Description: Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2000 \nIn 2000 werd voor het derde achtereenvolgende jaar de populatiedichtheid van de rosse sprinkhaan bij Schin-op-Geul bepaald. De populatiedichtheid voor 2000 wordt, net als voor 1999, geschat op 600-800 dieren. Om het leefgebied van de rosse sprinkhaan verder te vergroten worden de volgende aanbevelingen gedaan. \xe2\x80\xa2 Fasering van het maaibeheer van het grasland van Natuurmonumenten. Dit perceel is waarschijnlijk het belangrijkste potentieel nieuwe leefgebied. Het grasland wordt sinds 2000 niet meer begraasd, maar gemaaid. Dat de rosse sprinkhaan hier nog niet gevonden is, komt waarschijnlijk door de manier van maaien; integraal en te vroeg. In figuur 4 wordt een maaischema voor het grasland voorgesteld. \n\xe2\x80\xa2 Openkappen van een strook aan de zuidzijde van het spoor (fig. 5). \n\xe2\x80\xa2 Aankoop van een aantal terreinen ten noorden van het spoor (fig. 6). \nDe belangrijkste is de akker, grenzend aan het grasland van Natuurmonumenten. Daarnaast zijn er een aantal kleinere extensief beheerde percelen die wat verder van de populatie verwijderd zijn. Er is getracht een relatie te vinden tussen verschillende maai-jaren en de aantallen waargenomen rosse sprinkhanen. De hoogste aantallen worden in vakken die nog niet gemaaid zijn. Er werd echter geen relatie gevonden met het laatste jaar van maaien. De interpretatie van de gegevens werd bemoeilijkt door een aantal methodologische problemen. Momenteel lijkt de populatie niet bedreigd. Het voorstel is om in 2001 en 2002 nog een zelfde telling uit te voeren en daarna met tussenpozen van 5 jaar een volledige telling uit te voeren. In de tussenjaren wordt met minimale inspanning een populatieschatting gemaakt.
    Keywords: Nederland ; Verspreiding ; Biotopen ; Bescherming
    Repository Name: National Museum of Natural History, Netherlands
    Type: info:eu-repo/semantics/other
    Format: application/pdf
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
Close ⊗
This website uses cookies and the analysis tool Matomo. More information can be found here...