ALBERT

All Library Books, journals and Electronic Records Telegrafenberg

feed icon rss

Your email was sent successfully. Check your inbox.

An error occurred while sending the email. Please try again.

Proceed reservation?

Export
Filter
  • Articles  (2)
  • Corynebacterium sepedonicum  (1)
  • Hebe andersonii  (1)
  • Springer  (2)
  • Elsevier
  • 1
    Electronic Resource
    Electronic Resource
    Springer
    Potato research 27 (1984), S. 33-42 
    ISSN: 1871-4528
    Keywords: Corynebacterium sepedonicum ; extraction of bacteria ; coryneform bacteria ; cross-reactions ; sensitivity
    Source: Springer Online Journal Archives 1860-2000
    Topics: Agriculture, Forestry, Horticulture, Fishery, Domestic Science, Nutrition
    Description / Table of Contents: Zusammenfassung In diesem Artikel wird eine Methode zum Nachweis latenter Ringfäule in Kartoffelknollen beschrieben, welche seit 1978 in Gebrauch ist. Im Vergleich zu der Methode von Lelliott & Sellar (1976) zeigte sich, dass die Verluste bei der Extraktion vermuteter Keime vonCorynebacterium sepedonicum aus den Nabelenden von Kartoffelknollen bei korrekter Filtration geringer sind als bei Zentrifugation. Die Konzentrierung der Bakterien wird bei 12000 g durchgeführt und nicht bei 5000g wie bei Lelliott & Sellar. Die Aubergine, eine sensible Pflanze für den Routinetest auf latente Infektion durch Ringfäule (Lelliott & Sellar, 1976; Olsson, 1976), wird durch Anwendung indirekter Immunofluoreszenz-Mikroskopie ersetzt (IF). Tabelle l zeigt die in 1982 aus IF-Tests erhaltene Ergebnisse von 50 Proben à 100 K nollen. Die höchste Zahl coryneformer Zellen pro Mikroskopierfeld (40×Objektiv) und pro Antiserum-Verdünnung wurde gezählt und anhand der Poisson-Verteilung zu ganzen Werten umgerechnet (Abb. 1). Es zeigte sich eine Beziehung zwischen den Zahlen fluoreszierender coryneformer Zellen und der Antiserum-Konzentration. Dieses Phänomen könnte den in variabeler Konzentration anwesenden verschiedenen gemeinen Antigenen, die mit dem Antiserum reagieren, zugeschrieben werden. Durch Applikation korrekter Antiserum-Verdünnung können daher kreuzreagierende coryneforme Zellen auf einen Stand von annähernd 2,5−5×103 Zellen/ml des Kartoffelextrakts reduziert werden. Dies wird als akzeptabele Hintergrund-Toleranz betrachtet, wobei angenommen wird, dass mehr als 104 fluoreszierende coryneforme Zellen/ml das Vorhandensein latenter Infektionen bedeutet. Der Auberginentest könnte nach Isolation noch als Massnahme zur Absicherung unsicherer IF-Ergebnisse dienen.
    Abstract: Résumé Dans cet article on décrit une méthode pour la détection de la pourriture annulaire latente utilisée depuis 1978. Celle-ci a été mise en comparaison avec la méthode de Lelliott & Sellar (1976), et il a été montré que les pertes durant l'extraction des cellules deCorynebactérium sepedonicum, dont la présence est suspectée au niveau du hile des tubercules, proviennent de leur élimination par filtration quand ce procédé remplace la centrifugation. La concentration des bactéries dans le culot a été obtenue à 12 000g au lieu de 5000g comme il est recommandé par Lelliott & Sellar. L'aubergine, plante sensible utilisée dans les tests de routine pour la détection de la pourriture annulaire latente (Lelliott & Sellar, 1976; Olson, 1976) est remplaçée par un test en immunofluorescence (IF). Les résultats regroupés des tests IF, effectués en 1982 à partir de 50 lots de pomme de terre comportant 100 tubercules chacun, sont présentés dans le tableau I. Le nombre maximum de cellules bactériennes positives sur le champ visuel du microscope (objectif 40×) en fonction de la dilution de l'antiserum est compté et converti en valeurs moyennes à l'aide de la distribution de Poisson (Fig. 1). On observe une relation entre le nombre de cellules fluorescentes et la dilution de l'antisérum. Ce phénomène semble être du à la présence, en concentration variable, de différents antigènes communs réagissants avec l'antisérum. Par l'emploi d'une dilution correcte de l'antisérum, les réactions parasites croisées avec les cellules corynéiformes peuvent cependant être réduites à un taux approximatif de 2,5−5×103 cellules/ml d'extrait de pomme de terre. Ce niveau est considéré comme acceptable et suggère qu'une concentration de 104 cellules corynéiformes fluorescentes/ml peut indiquer la présence d'infections latentes. Le test sur aubergine suivi d'un isolement peut encore être utilisé mais comme un moyen pour confirmer ou contrôler les tests IF douteux.
    Notes: Summary A method is described in which the recovery ofCorynebacterium sepedonicum from heel ends of suspected latently infected potatoes is improved by modified extraction and concentration steps. Detection ofC. sepedonicum with the help of indirect immunofluorescence microscopy (IF) is compared with the eggplant challenge test; the use of IF for routine surveys for latent ringrot infection is considered preferable providing that potato extracts are submitted to the eggplant test when IF tests are in doubt. The numbers of cross-reacting coryneform bacteria and the antiserum dilution are highly correlated. In the method described, a mean of ca 2.5−5×103 fluorescent coryneform cells per ml is regarded as a normal level of IF background tolerance at the dilutions recommended.
    Type of Medium: Electronic Resource
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
  • 2
    Electronic Resource
    Electronic Resource
    Springer
    European journal of plant pathology 86 (1980), S. 55-68 
    ISSN: 1573-8469
    Keywords: Corynebacterium fascians ; C. michiganense ; C. oortii ; C. sepedonicum ; Brodiaea laxa ; Chrysanthemum morifolium ; Euphorbia pulcherrima ; Gladiolus ; Hebe andersonii ; Kalanchoe blossfeldiana ; Lathyrus odoratus ; Lilium regale ; L. speciosum ; Pelargonium zonale ; Verbascum nigrum ; bacterial taxonomy
    Source: Springer Online Journal Archives 1860-2000
    Topics: Agriculture, Forestry, Horticulture, Fishery, Domestic Science, Nutrition
    Description / Table of Contents: Samenvatting Reeds een aantal jaren was in lelies een woekering in stengelbollen bekend, die echter sporadisch voorkwam en economisch van weinig betekenis was. Tijdens de zomer van 1977 echter trad de ziekte op één enkel perceel zo ernstig op dat zeer aanzienlijke oogstderving het gevolg was. Behalve de stengelbol kan ook de hoofdbol misvormd zijn. Bovendien kunnen misvormde stengelbollen lange spruiten vormen, zgn. sabeltandvorming. Soms is het wortelstelsel gereduceerd; in de kas zijn verdikte stengels waargenomen. De ziekte staat nu bekend onder de naam woekerziekte. Door de PD te Wageningen en het LBO te Lisse werd de bacterieCorynebacterium fascians (Tilford) Dows. uit het zieke materiaal geïsoleerd. In gezamenlijk onderzoek werd nagegaan of de bacterie de veroorzaker is van bovengenoemde symptomen en of hier sprake is van een op lelie gespecialiseerde stam. Biochemische en serologische vergelijkingen tussen isolaten vanC. fascians uit lelie,Kalanchoe, Euphorbia, Brodiaeea, Hebe enVerbascum laten zien dat er zeer weinig verschillen bestaan. Alle isolaten reageren op een standaard antiserum met titers variërend tussen 1: 640–1: 5120. Een oriënterende inoculatieproef werd uitgevoerd op het LBO in 1977. Daarna werden op de PD 10 van de 25 isolaten uit lelie en 8 uit andere waardplanten getoetst op lelie, chrysant en lathyrus. Uit de inoculatieproeven blijkt, dat de bacterie de veroorzaker is van de waargenomen symptomen. Tussen de isolaten blijkt een groot verschil in pathogeniteit te bestaan (12–100% aantasting), zonder dat dit aan herkomst gebonden is. Het voorkomen van op lelie of andere waardplanten gespecialiseerde stammen is daarom niet aan te nemen. In hoeverre de hevige aantasting een gevolg is van een opbouw van de bacterie-populatie door een te nauwe vruchtwisseling en mechanische rooimethoden moet worden nagegaan.
    Notes: Abstract Corynebacterium fascians, which causes leafy gall, has been shown to be responsible for the unusual symptoms recently found in lilies. The symptoms are described and the different bacterial isolates compared by biochemical, serological and pathogenicity experiments. No evidence could be found for the existence of specialized strains even though considerable variation in virulence could be demonstrated. Although the role of variation in susceptibility of the different lily cultivars should not be underestimated, it would appear that high inoculum levels ofC. fascians in the soil may be largely responsible for these outbreaks. Also included in this study are the results of biochemical, serological and pathogenicity experiments ofC. fascians which has been isolated fromKalanchoe, Euphorbia, Brodiaea, Hebe andVerbascum.
    Type of Medium: Electronic Resource
    Location Call Number Expected Availability
    BibTip Others were also interested in ...
Close ⊗
This website uses cookies and the analysis tool Matomo. More information can be found here...